vrijdag 28 maart 2014

FRANS MINK - Bloemlezing



Foto: Frans de Looij, juni 1974


EEN VOLDRAGEN LEGAAT VAN SPEL EN PLEZIER

Bloemlezing uit het werk van Frans Mink (1950-2013)

Precies een jaar geleden, in dezelfde maand februari althans, overleed dichter en beeldend kunstenaar Frans Mink (1950) alsnog aan de gevolgen van een in de zomer van 2011 toegeslagen herseninfarct. Ter gelegenheid van zijn dus niet bereikte 64e verjaardag bracht de actieve, in poëzie gespecialiseerde uitgeverij Kleinood & Grootzeer een bloemlezing met een bondige keuze uit het oeuvre van Mink op de markt. De samenstelling was in handen van Bert Bevers, die tevens voor de inleiding zorgde.

Frans Mink werd geboren in Rotterdam, verhuisde in zijn jeugd naar het stadje Tholen maar bracht op een Tilburgs intermezzo na zijn hele arbeidzame bestaan door in Bergen op Zoom. Hij manifesteerde zich na een studie aan de kunstacademie in Breda eerst, eind 1972, als visueel artiest, met een solotentoonstelling in de al lang verdwenen galerie De Trap Op in het Bergse havenkwartier. Kort daarna verscheen zijn in eigen beheer gepubliceerde debuutbundel, 'Opruiming nu, 1,99', te koop aangeboden voor datzelfde bedrag in guldens. Titel en prijs zijn kenmerkend voor de humoristische, niet zelden ironische aanpak die Mink zou blijven gebruiken. Iets later was hij mede-oprichter van de landelijk opererende stichting Drukwerk in de Marge en de aanvankelijk regionaal gerichte poëzie-uitgeverij WEL.

Als auteur liet Mink vijftien titels na, waarvan ‘SpontaniTIJD’ alleen proza bevat, maar dan wel variërend van aforismen tot sprookjes en van moppen tot een ‘Grote Nietzschepuzzel’ à la Mondriaan! Sommige titels zijn op zich al waard om geciteerd te worden. Wat te denken van ‘.. -.- …. --- ..- …- .- -. ..- ’ waarschijnlijk de eerste poëzietitel in morse, en van ‘(Mijn)˄(Bril) afzetten en een blind vertrouwen hebben in de toekomst’ of van ‘Het vierendelen van Balthazar Gerards / in 4 delen /’?
Hoewel hij zich de laatste jaren lyrischer ging opstellen, vaak meer woorden nodig had, liet Bevers zich bij zijn keuze leiden door de meest karakteristieke teksten en die dateren, direct of indirect, uit de eerste helft van Minks carrière. Terecht haalt de samensteller in zijn inleiding de invloed van de tijdschriften Barbarber en Gard Sivik aan. Bovenal was Mink echter het prototype van de homo ludens, de spelende mens zoals die voorgestaan werd door met name de Cobra-beweging. Van enige drang naar heftige emotionele expressie of verbaal oproer was hij dan vreemd genoeg weer gespeend. Hoe ongecompliceerd hij zich ook wilde voordoen, een erfenis van zijn geboortestad wellicht, Mink droeg de nodige tegenstellingen in zich mee.

Zoals zijn jeugdwerk al aantoont, was hij veeleer een geestverwant van dichters als Cees Buddingh', Gerard Brands en K. Schippers dan een navolger. Zijn teksten lijken te worden aangeblazen door een mateloze verwondering om de schijnbaar aller-gewoonste zaken en gebeurtenissen en zeker ook door humor dus, variërend van milde ironie tot hilarische momenten. Met zijn vele optredens had hij in dat opzicht steevast succes. Ook is er vaak een filosofische verdieping. Behalve op woordgrappen was hij tuk op tegenstrijdigheden, bizarre wendingen in de dagelijkse realiteit en de al dan niet magische vervreemding die daar het gevolg van kan zijn, in even grote mate als waarin hij wars was van gewichtigdoenerij, prietpraat en elke vorm van elitarisme. In dezelfde lijn ligt zijn credo als uitgever: "Gedichtenbundels moet je verkopen als warme broodjes." Hierin betoonde hij zich de nuchtere zoon van een middenstander, van een slager in dit geval.




Foto: Albert Hagenaars, Middelburg 2005.


Zijn ongedurigheid, zijn behoefte aan het verbinden van ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebbende elementen uit de dagelijkse werkelijkheid deden hem als kunstenaar naar o.a. de collagetechniek grijpen en als auteur naar de ready made. Zijn teksten kennen mede daarom vaak totaal verschillende lettertypes in een en hetzelfde gedicht, om over het gebruik van leestekens maar te zwijgen. Ook van een kleur of twee, drie extra was hij niet vies. De zegging is meestal parlandistisch. Niet toevallig kunnen ze met evenveel recht als proza benoemd worden. Eén voorbeeld van zijn werkwijze:



TOPPUNT VAN COLLAGE
/gedicht om geld mee te verdienen/

Een collage maken
van dubbeltjes & kwartjes,
deze inlijsten & verkopen.

De ontvangen briefjes
van tien en vijfentwintig
verwerken
in een volgende collage.

Deze collage / ook / verkopen
& de ontvangen briefjes
van honderd
verwerken
in de volgende collage.

Deze collage / natuurlijk ook / verkopen
& de ontvangen briefjes
van duizend...



Dezelfde onrust plus zijn maling aan voorschriften (wat zijn interesse in Dada verklaart, hij vroeg bijvoorbeeld aandacht voor de activiteiten van Kurt Schwitters in Drachten) zorgde er ook voor dat nogal wat teksten ontsierd worden door taal- en typefouten, los dan nog van een soms door hem nagestreefde alternatieve spelling.






Bevers beperkte zich tot slechts 35 gedichten. De een zal enkele bepalende verzen missen, de ander concluderen dat sommige bijdragen beter achterwege waren gebleven zoals hier en daar een pastiche, dat houd je nu eenmaal bij elke selectie. Feit is dat de keuze een corpus heeft opgeleverd dat in elk geval in onze provincie door niemand anders dan Frans Mink gerealiseerd had kunnen worden. Laat Minks gemiddelde poëtische slagkracht niet al te veel deuken in de perceptie kunnen slaan, in z'n eentje introduceerde hij hier toch maar mooi de principes van uiteenlopende richtingen en stromingen als bovengenoemde, wat zijn activiteiten ook historisch van belang maakt. Minks meest intelligente (maar tegelijk argeloos overkomende) beelden en zinnen en hun immer frisse, prikkelende perspectief staan garant voor meer dan een handvol voetnoten in de overzichten van de toekomst. Zij vormen het legaat van wie hij ten volle heeft willen en kunnen zijn.

FRANS MINK; ‘Bloemlezing’; 44 pagina’s; Samenstelling Bert Bevers; Uitgeverij Kleinood & Grootzeer; 2013; Bergen op Zoom; ISBN 978-90-76644-68-4; € 16,00.



Bovenstaande recensie werd ongewijzigd eerder gepubliceerd in het blad Brabant Cultureel, jrg. 63, no. 1, februari 2014.


www.alberthagenaars.nl