zondag 18 december 2011

JAN KOSTWINDER - Alles is er nog



EEN GESLAGEN HOND

‘Alles is er nog’, luidt de titel van de verzamelde gedichten van Jan Kostwinder. Alles is er nog ja, behalve de schrijver zelf dan, want die overleed in de laatste week van augustus 2001 (het tijdstip kon niet met zekerheid vastgesteld worden), hoogstwaarschijnlijk aan een hartaanval ten gevolge van langdurig gebruik van alcohol en medicijnen alsmede de toen heersende hitte.
Kostwinder, die net weer verhuisd was, liet niet veel meer na dan zijn pc, twee poëziebundels, twee prozawerken, één documentair boek over Cesar Pavese en een aantal dozen maar die zaten wel vól met gedichten, verhalen, brieven en dagboekaantekeningen. Uit deze nalatenschap stelden uitgever Hein Aalders en schrijver Chrétien Breukers, beiden langdurig bevriend met Kostwinder, een selectie samen die verreweg het grootste deel van diens poëzie bevat. Zij stonden ook garant voor een ongebruikelijk lang nawoord van 30 pagina’s over leven en opvattingen van Kostwinder plus een voortreffelijke verantwoording.
Ze wijzen terecht reacties op het overlijden af die ‘naar mythevorming neigen’, zoals de mogelijkheid van een overdosis, die bijvoorbeeld Koen Sonck in het tijdschrift De Brakke Hond vermoedt, hoewel het korte leven van de auteur voor buitenstaanders waarschijnlijk bont genoeg lijkt om daar in mee te gaan.

In casco: Jan de Vries, zoals zijn echte naam luidt, werd in 1960 in het Groningse dorp Oude Pekela geboren, verloor zijn vader toen hij nog een kleuter was (wat een grote rol in zijn literaire werk zou gaan spelen), verhuisde als enig kind met zijn moeder in 1964 naar Amsterdam-Noord, studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde, studeerde cum laude af op de poëzie van Wilfred Smit (een andere Groningse dichter die rond z’n 40e overleed), werkte vanaf 1989 op internationale scholen in respectievelijk Engeland, Wales en Vlaanderen, werd vader van twee zoons, en kreeg op zijn laatste school, in Mol, ontslag waarna allerlei psychische problemen manifest werden die al langer sluimerden, maar die tegelijk de reactor van zijn werk vormden. Na een zware psychose in oktober 1998 lukte het hem niet meer de oude te worden. Hij verbleef in diverse klinieken en woonde tussendoor bij vrienden en familie.
Wat zijn literaire activiteiten betreft, moet vastgesteld worden dat hij tijdens zijn korte schrijversbestaan zowel ongewoon jachtige tijden kende als periodes van lethargie. Ook op het organisatorische vlak was hij een druk baasje, zo sloofde hij zich uit voor diverse tijdschriften, met name het mede door hem opgerichte Adem, en hielp hij literaire evenementen realiseren. Hij schreef al als kind en maakte in 1988 zijn officiële debuut. In zijn vruchtbaarste jaren wist hij constant bijdragen te publiceren in de bekendste literaire bladen. Ik noem slechts: Bzzlletin, De Gids, Nieuw Wereld Tijdschrift, De Revisor, Dietsche Warande & Belfort en Maatstaf. Weinig jonge auteurs doen hem dat na.

‘Alles is er nog’ bestaat uit een ingekorte versie van het debuut ‘Binnensmonds’, de bij Uitgeverij Perdu verschenen bundel ‘Een kussen van hout’, zijn ongepubliceerde maar wel aan de uitgever aangeboden lange reeks ‘Donkere wolken pakken zich samen boven het hoofd van Meneer de Vries’, plus ‘Verspreide Gedichten’, in totaal 250 bladzijden.
Niet alles is even sterk maar Aalders en Breukers zijn erin geslaagd om, in hun eigen woorden, een klein monument voor het schrijverschap van Jan Kostwinder op te richten. Ook is duidelijk dat de centrale thema’s nauwelijks veranderden, hoewel Kostwinders inzichten over waar goede poëzie aan moest voldoen steeds verschoven. Die zwaartepunten worden bepaald door nogal wat polariteit: liefde–seks, verlangen-gemis, tederheid-geweld, zuiverheid-schuld, het noodzakelijke sedentaire bestaan van de schrijver-onrust, en dóór dit alles heen de zwoele ondertoon van de dood. Ze worden ondersteund door sterke motieven die eveneens hardnekkig aanwezig bleven: zoals het dubbel beleefde vaderschap en het reizen. In welke fase hij echter ook zat, steeds wees hij met niet aflatende ijver op zijn streven verstaanbare verzen te maken, ik citeer: ‘aardse, fysieke en transparante poëzie’, zonder in de vertellende laag te blijven steken. Ik wil van elke afdeling een typerend gedicht tonen.





BINNENSMONDS
De titel van de eerste afdeling is tevens die van zijn debuutbundel, die in 1988 bij WEL in Bergen op Zoom verscheen. Daar gingen, na een intensieve lobby van Rogi Wieg, die zelf juist bij WEL had gedebuteerd, drie jaar van voorbereiding aan vooraf. Toen pas waren beide partijen er tevreden over. In die periode kwam Kostwinder vaak naar Bergen op Zoom en werd de basis gelegd voor zijn latere vriendschap met Brabantse dichters als Bert Bevers, Frans Augustus Brocatus, Wim van Til en Victor Vroomkoning. In sommige gevallen leidde dat tot intensief corresponderen, vooral van Kostwinders kant want hij had ontegenzeglijk epistolaire behoeftes. Een aantal verbindende gedichten, niet de sterkste, verdween uit dit overzicht helemaal, andere kwamen bij de 'Verspreide Gedichten' terecht. De dichter was hier zelf verantwoordelijk voor. Voor een herdruk van zijn debuut dat, aangevuld met nieuwe verzen, onder de titel ‘Glasbraak’ zou verschijnen, herzag hij zijn eersteling precies op deze manier. Het siert de samenstellers dat ze die keuze gerespecteerd hebben. ‘Glasbraak’ was al drukklaar, toen de dichter overleed.
‘Binnensmonds’ leverde al meteen enkele meesterwerkjes op, zoals ‘Schep’, naar zijn zeggen een gedicht over de relatie tot zijn nooit gekende vader, dat kenmerkend is voor de poëtica die de dichter toen voorstond. Laat daar geen misverstand over bestaan, al vanaf het begin was Kostwinder zich pijnlijk bewust van zijn beweegredenen, middelen en doelen.


SCHEP

Lege treinen rijden nergens heen.

Je ging weg en je bleef
in mij, de machinist

zei: neem hem op je schep.

Een sluier mist
die langs de hemel trekt.

dat word ik en dat werd jij.



EEN KUSSEN VAN HOUT
De tegenstellingen zetten zich voort in zijn tweede bundel, nu de tweede afdeling, let alleen al op de titel! De gedichten van ‘Een kussen van hout’ staan onder invloed van de door hem bewonderde Wilfred Smit. Uitgaand van het kader van een kijkdoos was het de bedoeling van de dichter om geïsoleerde objecten, verstopte dingen, te subjectiveren in een stijl die zijn vakmanschap etaleert en daar tegelijk ook ironisch commentaar op levert. De lichte toetsen die dat oplevert zijn soms vlijmscherp, zoals in het fragment: Twee vissen slapend tussen het riet, / hun kieuwen uitgesneden en weggeborgen / in een schoenendoos – zo / is de liefde, niet?
Evenals in ‘Binnensmonds’ waaiert de kwaliteit meestal uiteen, niet alleen tussen de gedichten onderling maar ook tussen de verschillende strofen van een en hetzelfde gedicht, van middelmatig naar, soms toch, briljant. Eén van die wel volledig geslaagde werkjes is:


Zo kaal als de ivoren monnik in mijn jaszak
zal ik worden. Denk je in, een rol papier
tussen zijn twee handen, dicht beschreven,
uitgevouwen voor eenieder die nog wat
nerveus is. – Twee handen? Wie als hij
de symmetrie kan vinden heeft er drie.

Wij spreken van vertrouwen en een volle asbak,
en hij buigt licht voorover, met een grijns
die malicieus is –
De rol papier heb ik wit gewreven met mijn duim
terwijl ik almaar vragen stelde aan hem die
op de drempel staand niets meer zei.






DONKERE WOLKEN
In de derde afdeling, 'Donkere wolken pakken zich samen boven het hoofd van Meneer de Vries', zitten de meeste zwakke plekken, wat deels een gevolg is van het te lang doorgaan op één stramien, het rollenspel met zijn alter ego Meneer de Vries, en deels, door het ontbreken van de geheimzinnige verbanden die juist zijn beste gedichten hun spankracht geven. Vaak is Kostwinder hier te nadrukkelijk burlesk, te veel uit op effectbejag. De meeste van deze verzen ontstonden toen de problemen in zijn privé leven hoog waren opgelopen, maar hier had een streng redactioneel ingrijpen de bijna 60 teksten lange afdeling moeten terugbrengen tot enkele tientallen.


MENEER DE VRIES NEEMT DE TREIN

O wat is het fijn om in de trein te zijn!
Meneer De Vries, hij schrikt ervan, hij is zo blij

dat hij weer eens naar de stad kan gaan.

Niemand die hem ziet niemand die hem kent
terwijl de trein langs boerendorpen rent.

Een postduif hier kalkoenkont daar,
Meneer De Vries denkt aan het liedje

van de kut met paardenhaar. Wiedewiedewied:
niemand die hem ziet. Dag koeien!



In deze periode vallen o.a. de problemen op het werk, het ontslag, de scheiding van vrouw en kinderen, de opname op de gesloten afdeling van de Sano-kliniek in Geel en zijn verblijf in Bergen op Zoom. Hij probeerde in deze stad tevergeefs zijn schrijversbestaan weer op te bouwen, o.m. door aan ‘Glasbraak’ te sleutelen, als lector op te treden, met moeite zijn laatst bekende verzen af te ronden (die in 2003 onder de titel ‘Stad & Land’ zouden verschijnen) en hij kreeg er onverwacht spoedig een woning aangeboden, het pand Paulus Buyslaan 21 vlakbij de Binnenschelde. Bij een dichter wiens leven zozeer samenviel met het schrijven als bij Kostwinder, is het niet vreemd dat de persoonlijke inzinkingen samenvielen met de creatieve.

GRABBELTON
De 'Verspreide Gedichten' vormen noodgedwongen een grabbelton met surprises van uiteenlopende waarde. Gelukkig zitten er veel hoogtepunten in. Het is dan ook geen toeval dat deze teksten meestens in Wales geschreven zijn, misschien de gelukkigste en vruchtbaarste periode van de dichter, die bijna vijf jaar duurde. Er zitten echter ook verzen bij die destijds voor ‘Binnensmonds’ geweigerd werden. Een van de betere verzen, een duidelijk credo ook luidt:


EEN GESLAGEN HOND

Soms, wanneer ik een gedicht schrijf,
wordt alles plotsklaps gelig, geel.
En ook al bevindt zich achter ieder masker
een levend gezicht: die bedroefdheid
is niet goed. Want poëzie is geen zachte kracht,
zoals ik vroeger dacht. maar een scherpe
omlijning van onze onmacht, en daarom hard:
‘Thou art a beaten dog beneath the hail.’



Jan Kostwinder is er niet meer nee maar zijn werk, en ik denk nu ook aan zijn proza, de nog te publiceren essays en kritieken en de vele honderden brieven, opent dermate veel perspectieven, dat hij met recht een van de belangrijkste stemmen genoemd mag worden van zijn eveneens veel gezichten tonende generatie.


Gepubliceerd in het tijdschrift Brabant Cultureel, mei 2003
Uitgeverij: Thoms Rap, 2003.
Foto auteur: © Albert Hagenaars.
www.alberthagenaars.nl

Voor meer artikelen over Jan Kostwinder: open de site www.alberthagenaars.nl kies KRITIEKEN en daarna de letter K.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten