OP HET SNIJPUNT VAN TOEVAL EN LOT
Albert Hagenaars over ‘Hier staan wij’ van Richard Foqué
Wie korte gedichten wil schrijven heeft twee mogelijkheden tot z’n beschikking. De teksten moeten zo pregnant mogelijk worden verwoord of ze moeten uitblinken met hun beeldspraak. Een combinatie is uiteraard het meest wenselijk. Richard Foqué koos vooral de eerste in zijn bundel ‘Hier staan wij’, de zevende in zijn totale oeuvre sinds 1967, de vierde sinds zijn ‘terugkomst’ in 2011. Hij liet de tweede mogelijkheid echter ook geen moment los.
De verzameling bestaat uit vier reeksen met de namen ‘Recognitio’, ‘Reluctatio’, ‘Reconciliato’ en ‘Recogitatio’. Ze bestaan uit respectievelijk 13, 14, 16 en 15 bondige gedichten, die in plaats van een titel een ordenende code dragen, bijvoorbeeld 1.5 en 3.12. Het verschil in omvang tussen reeks 1 en 4 is even groot als tussen 2 en 3. Bovendien schiet in ‘Herinnering’ de cumulatie toepasselijk terug om zowel structuur als thema te laten kloppen.
De delen kennen respectievelijk de volgende ondertitels: 1) In een veld van stenen, 2) Want rouw heeft geen kleur, 3) In cirkels leven en dood en 4) Hier moeten wij de sterren dragen.
Foqué koos twee motto’s van T.S. Eliot, uit ‘Burnt Norton’ en ‘East Coker’, de eerste delen van diens ‘Four Quartets’.
Het bovenste luidt:
You must go through the way in which you are not.
And what you do not know is the only thing you know
And what you own is what you do not own
And where you are is where you are not.
Met deze filosofisch bevruchte regels is de toon gezet en de titel ‘Hier staan wij’ een tikkeltje verklaard.
Het centrale vraagstuk in de bundel is het conflict tussen individuele vrijheid en predestinatie. Elk gedicht telt 10 regels en roteert inhoudelijk enkele graden zodat het perspectief steeds licht verschuift. Deze beweging wordt benadrukt in o.a. de ondertitel ‘In cirkels leven en dood’. De focus staat echter onverminderd op hetzelfde brandpunt. Dat vereist ook van de lezer een voortdurende concentratie. Om de spanning in toom te houden bedient Foqué zich van een eenvoudige zegging. De juxtaposities doen het werk, eisen dat de lezer op de knooppunten voor een relevant verband moet zorgen en dat zijn er nogal wat.
1.3
Mars in Schorpioen
november de dodenmaand
Wat ook het omen
hoop is verloren
in een oorlog zonder einde.
De eerste schreeuw is de eerste pijn
die je nooit zal voelen.
Je was er niet je was nergens
niet eens ademend het vocht
lekkend uit de keldermuren.
In deze geserreerde verstrengeling van emotionele uitspraken krijgen we te maken met opvallend veel verwijzingen, achtereenvolgens: horoscoopgegevens, Allerzielen, een voorteken, groot leed in de vorm van oorlog, klein leed in die van de geboorte, een volstrekte ontkenning plus tot slot een navrant beeld want verwijzend naar zowel vruchtwater als lijkvocht. En dit alles in slechts 46 woorden!
Zodra ons associatief of herkennend vermogen de druk van de samengeperste vorm weghaalt, veert het gedicht op, ontvouwt zich een veel langere tekst. De rode planeet bijvoorbeeld staat symbool voor strijd en de schorpioen voor behoefte aan helderheid, kracht en transformatie.
Foqué, niet toevallig architect, houdt door zijn berekeningen steeds controle, niet alleen over de inhoud op zich maar ook over de doorgangen naar een hogere of diepere, maar in elk geval geestelijk wezenlijker werkelijkheid.
Zoals Allerzielen op 2 november wordt gevierd en consequent in de 2e regel opduikt, kan 58 (het totaal aantal gedichten) numerologisch geduid worden als 5 + 8 = 13 (wat voor zowel geluk als onheil staat, ziehier de zoveelste tegenstelling) én als een 5 en een 8 apart. De 5 wordt vaak aangegeven voor vrijheid en avontuur en de 8 voor ambitie, doel en leiderschap. Juist deze cijfers passen daarmee voortreffelijk bij wat veel uitspraken in ‘Hier staan wij’ tot uitdrukking brengen. Mocht een Schorpioen, en dat is Foqué natuurlijk (ter staving van de ascendant kwam ik erachter dat hij om precies te zijn op 21 november ter Willebroek kwam, in 1943, en dat is, u raadt het al, ook het jaar dat Eliots 'Four Quartets' verscheen!) het moeilijk vinden in iets als toeval te geloven, voor een bouwkundige is dat uit den boze, waarmee niet gezegd wil worden dat het geen rol in het ontstaansproces kan spelen. Allerlei slimme mensen uit andere disciplines hebben er beklijvende uitspraken over willen doen: New-Age schrijver Richard Bach bijvoorbeeld, die ook niet aarzelde een kijkje in het heelal te nemen, zei eens: “
Een van de grote kosmische wetten houdt volgens mij in dat elke belangrijke gedachte werkelijkheid zal worden in onze ervaring. Wanneer we maar aan iets blijven denken, het maakt niet uit wat, zal het toeval ons op de een of andere manier in de richting voeren die we al die tijd voor onszelf geambieerd hebben.”
De Duitse musicus Alva Noto (burgerlijke naam Carsten Nicolai) deed daar nog een schepje bovenop: “
We leven in zo’n gecompliceerde materie, dat het onmogelijk is om werkelijk logisch denken en het nemen van beslissingen te kunnen volgen. Elke keuze kan daarom eigenlijk alleen maar als een toeval worden gezien.”
Genoeg gespook met cijfers en toeval want belangrijker is het begrip bestemming voor Foqué, of in zijn eigen woorden ‘het lot’. Het boek eindigt met enkele ferme beweringen daarover:
4.15
Hier staan wij zijn wij.
Hier bezegelen wij ons lot.
Niets zal nog verdwijnen
alles kan dus vergaan.
Zo wordt de eeuwigheid ontsloten
moeten wij de sterren dragen
terwijl het licht
zijn webben weeft
en oorverdovend schittert
aan een mateloos firmament.
De dichter biedt ook tot gepeins prikkelende tegenstellingen. Allereerst verbindt hij een positie, die van het staan, met een gerichtheid, die van het verwonderen en zoeken. Het staan is niet alleen bedoeld als een plaatsbepaling maar ook als een symbool van onverzettelijkheid, temeer omdat hij deze woorden tien keer gebruikt en omdat hij, rijmend op de eerste regel hierboven, in vers 4.2 ‘staan’ over laat gaan in ‘bestaan’. Het contrast zit dan uiteraard tussen onveranderlijkheid en transformatie. Een sleutel van die verhouding is te vinden in 3.13: “
Licht vergeef de schaduw / die wat bestaat laat verdwijnen. / Want wat we zijn verandert / wat we worden blijft.” En daarmee verglijden these en antithese in de synthese.
Het tweede paar behelst de koppeling van de eigen identiteit, meestal toegekend aan het individu, met de eerste persoon meervoud. Nadrukkelijk heeft Foqué het steeds over ‘wij’ in plaats van ‘ik’ wat voor romantisch behepte lezers vermoedelijk een meer voor de hand liggende keuze was geweest. De flaptekst waarschuwt al: “
Je wordt geboren. Je had geen keuze om al dan niet hier te zijn, in deze tijd en op deze plaats. Maar van dan af moet je zelf kiezen. Het is deze existentiële vraag naar het waarom, hoe en wat, die de kern van deze bundel vormt: de machteloze mens, die leeft in voortschrijdende tijd, die hem verhindert het verleden te veranderen, met als enige keuze zichzelf een voortschrijdende betekenis te geven.”
Het schrijven van de bundel is natuurlijk de uitwerking van deze laatste opmerking. Maar het garandeert allerminst succes. “
Je bestemming hangt niet af van geluk of pech. Het is een kwestie van keuze. Je moet er niet op gaan zitten wachten, het is iets wat je zelf moet waarmaken,” aldus de Amerikaanse advocaat William Jennings Bryan die uit ervaring sprak; tot driemaal toe was hij vergeefs presidentskandidaat. Wedden dat hij bij Shakespeare te rade was gegaan: “
It is not in the stars to hold our destiny but in ourselves.”
De derde vorm van frictie, gemakkelijker te herkennen, wordt gevormd door regels 3 en 4 die, als een tekening van Escher, tegelijk waar en onwaar zijn. Ze illustreren het motief van de tijd, dat eveneens van essentieel belang is. De bewering verlengt zich in regel 5. Maar wat moeten we verstaan onder ‘het ontsluiten van de eeuwigheid’? Als het aan onze soort is om die te openen en er in door te dringen, is de mens tegelijkertijd niet meer machteloos zoals de flaptekst aanvoert. Is deze actie dan inbegrepen in de verondersteld enige keuze onszelf een voortschrijdende betekenis te geven? Maar dat staat toch haaks op het axioma (let op het verraderlijke woordje ‘dus’) dat we het verleden niet kunnen veranderen!? Zodra we die “enige keuze maken”, verschuift hij immers meteen naar een voorbijgaand moment.
De synesthesie van "
Oorverdovend schitteren" is geen zuivere tegenstelling maar getuigt wel van de uitwisselbaarheid van de twee belangrijkste zintuigen en mag dus aan deze opsomming meedoen.
Los van tegenstellingen zijn de beelden in regel 6 en verder belangrijk. Ze kunnen als een echo van regels uit ‘De boot van Dionysos’ van Marsman gelezen worden, maar het woord “dragen” doet ook denken aan de gele ster waarmee de nazi’s de joden vastpinden. Niks vrije wil meer! Dat dit geen wilde kaart is, mag o.a. een beeld uit 4.9 aantonen:
"De raaf voor altijd verdwenen. / Laarzen marcheren / denderen door donkere kamers / door het lege hoofd."
Voor Foqué zal de benaming ‘het lot’ niet alleen een onontkoombaar verloop van gebeurtenissen zijn. Ongetwijfeld speelt voor hem, gezien zijn achtergrond als bouwkundige, ook de naam voor een oppervlaktemaat van een stuk grond mee. De gedichten in ‘Hier staan wij’ hebben doelbewust allemaal dezelfde lengte en breedte en vormen dus van bovenaf bekeken zoiets als poëziekavels. Dat maakt de bundel driedimensioneel. Eén van de trefwoorden in de bundel is ‘kavel’, al dan niet uitgebreid tot ‘verkaveld’.
Van bovenaf bekeken. Deze woorden vormen een geschikte overgang naar de vraag waarom de dichter zoveel belang hecht aan de ruimte, de sterren. Hij zet alleen al tientallen beelden in over het licht en het duister, een constante wisseling die ook z’n oorzaak in rotaties in de ruimte heeft. Eén van de meest aansprekende is: "
Want het kind wacht / op zijn vader voor het eerst / terugkerend kerend vanuit / de donkerte naar het licht". Ook goed gevonden is: "
Verdwijn dan duisternis. De nacht moet stralen / stof moet schitteren."
Maar er zijn ook tal van concretere verwijzingen naar het belang van wat er ver om ons heen gebeurt inclusief de symboliek. Een greep:
Alsof arenden vallen uit wolkeloze hemels (1.2)
Mars in Schorpioen / november de dodenmaand (1.3)
In de wereld daarboven (1.4)
Er is een maan in elke oorlog (1.8)
Breng mij nu die maan uit die eenzame oorlog (1.12)
Zend de aarde in ballingschap (2.9)
Het is wolkeloze lucht die je ziet / vallend stof (3.7)
Tot een nieuwe maan / de pijn verdrijft (3.10)
Alsof de oerknal heeft gefaald (4.1)
Alsof de wereld / opnieuw wordt uitgespuwd (4.2)
Wachten op het doven van de laatste maan (4.7)
De hemel ademt kwaad (4.9)
Als schaduwen in een stervende ster (4.12)
Zo wordt de eeuwigheid ontsloten / moeten wij de sterren dragen / terwijl het licht / zijn webben weeft / en oorverdovend schittert / aan een mateloos firmament (4.15)
Hoewel ik niet alle aan de ruimte gerelateerde beelden heb overgenomen, heb ik wel berekend waar de meeste zitten. Zoals te verwachten viel (zie in dit verband de afdelingstitel ‘Hier moeten wij de sterren dragen’) komt het merendeel in het vierde en laatste deel voor. Het is ook niet vreemd dat het meest uitgewerkte beeld (dat van 4.15) tevens het boek besluit. Ook interessant is dat de laatste drie gedichten van de vierde afdeling bewerkingen zijn van een tekst die bij de sculptuur ‘Firmament III’ van de beeldend kunstenaar Antony Gormley hoort, te zien in het Middelheim-park te Antwerpen.
Richard Foqué bij 'Firmament III' van Antony Gormley.
Foto: Albert Hagenaars
Zou Foqué met al deze vingerwijzingen naar ruimte en dus ook tijd bedoelen dat onze bestemming op aarde is (gekomen) of juist dat we een toekomst in de kosmos hebben te veroveren, het niet te bevatten heelal zonder grenzen? Zou hij onze soort bedoelen met dat stof in de onmetelijkheid? Hij heeft me al eerder in deze vraaghoek geduwd. Zo schreef ik in mijn bespreking van zijn bundel ‘De grote rokade’ (te vinden in
De Verborgen Hoek, april 2013): “
Foqué doet uitspraken en roept vragen op die met het bestaan van onze soort te maken hebben, met leven en dood, vertrouwen schenken en keuzes maken…
Het duizelt je als je aan alle mogelijke duidingen en implicaties denkt, zoals het ook de dichter zelf wel geduizeld zal hebben toen hij aan de bundel werkte. Misschien koos hij zijn haast geruststellende hoofdtitel ook om rust in de tent te brengen. ‘Hier staan wij’ kan dan gemakkelijk uitgebreid worden tot ‘Hier staan wij nu’.
De dichter geeft nergens duidelijk antwoord op de eigen opgeworpen vragen maar dat hoeft ook niet. Een van de doelen van deze poëzie is juist dat er vragen gesteld worden die er toe doen, zonder welke het leven niet volkomen ‘beleefd’ kan worden, wat onderstreept dat het proces belangrijker is dan het product. Deze bundel is niet af zodra je hem in de boekenkast zet. Niet alleen de beelden en regels, niet alleen de motto’s en gedichten, maar álle interne en externe verbanden spelen een rol. Van klein tot groot, van stof tot kosmos, van geboorte tot oorlog en dood; de werking die Foqué ermee oproept is inwaarts én uitwaarts gericht. Wát een ambitie spreekt daaruit!
Het pleit voor zijn vakmanschap dat hij het geheel zo compact heeft gemaakt dat je in je naïviteit denkt die bundel wel even soldaat te maken als je hem ter hand neemt.
Je zou bijna vergeten dat er ook nog minder geslaagde fragmenten zijn, bijvoorbeeld een gemiste kans als “
Wat ook het omen onthul / wat onthuld moet worden”. Gewoon een komma achter ‘omen’ en daar duikt de gewenste imperatief al op. Nu doet de eerste persoonsvorm eerder, onnodig, aan een typefout denken. Het zou dan overigens wel de enige komma in de bundel zijn, een reden om ook onnodig veel aandacht op te eisen. Een dilemma dus.
“
Want de dag verspeelde / zijn uren zichzelf te vinden” getuigt niet bepaald van de scherpte van zegging in bijna al die andere regels.
En dat “
marcherende laarzen” ook nog eens “
door donkere kamers denderen”, lijkt me een geval van overkill.
Het zal na het voorgaande echter duidelijk zijn dat deze weeffoutjes in het niet vallen bij alle kwaliteiten. Ik beschouw ‘Hier staan wij’ in elk geval qua compositie en achterliggende denkvelden als het hoogtepunt in het literaire oeuvre van Richard Foqué, als een van de beste bundels ook die de laatste jaren in Vlaanderen zijn verschenen.
Is dat een momentopname? Misschien als je onderstaande regels uit 1.10 interpreteert in de lijn van de bundel:
Het is de toekomst die je ziet
het verleden dat je voelt.
Meervoudige mogelijkheden
wachtend om te verdwijnen.
RICHARD FOQUÉ; ‘Hier staan wij’; 48 pagina’s; Uitgeverij P, Leuven; 2015; ISBN: 978 94 91455 67 4; NUR: 306.
REACTIES:
1
Mooie bespreking van een schitterende bundel. Ik ben het volledig eens met de bewering dat "Hier staan wij" één van beste bundels is die de laatste jaren in Vlaanderen zijn verschenen.
Antoon Van den Braembussche
2
Inderdaad een mooie bundel, die van Richard Foqué. Poëzie die me erg aanspreekt. Maar ook een gedegen recensie. Klasse! Ik heb het zojuist via De Tribune besteld.
Frans Budé
3
Knappe, strakke beschouwing over Richards bundel in De Verborgen Hoek!
Bert Bevers
4
Wat de recensie betreft, 'Hier staan wij', enorm gedegen te werk gegaan, helemaal gefileerd.
Amy de la Haye
www.alberthagenaars.nl
Mooie bespreking van een schitterende bundel. Ik ben het volledig eens met de bewering dat "Hier staan wij" één van beste bundels is die de laatste jaren in Vlaanderen zijn verschenen.
BeantwoordenVerwijderen