vrijdag 3 november 2017

PHILIPPE CAILLIAU - Tot de stenen wortel schieten


VERMENIGVULDIGDE HOOP

Albert Hagenaars over 'de nieuwe Philippe Cailliau'



Foto: © Albert Hagenaars, 2013



INLEIDING
Philippe Cailliau mocht in 2016 zijn tiende poëziebundel publiceren. Dit lustrum rechtvaardigt een diepere afdaling in zijn werk dan “gangbaar” is.

De dichter (1954, Elisabethstad) vaardigde twee Russische dichteressen als heraut af: Anna Achmatova en Marina Tsvetajeva. Van de eerste koos hij de regels "De frisse geur van teer, een kreet van woede, / Een vreemd gevormde schimmel op de muur... / Dan klinkt opeens, tot uw en mijn genoegen, / Een vers op, teder en vol vuur." Aan de tweede ontleende hij het fragment : "Maar als u geen hout meer hebt voor uw fornuis?" / Een dichter heeft altijd een voorraad in huis / van woorden, die vuur evenaren.”

Wat hebben deze twee motto's gemeen? Enerzijds armoede en ellende -beide dichters kregen te maken met de knoet van de Sovjet-politiek- en anderzijds de passie voor het dichterlijk woord. In dat straatje past ook Cailliaus situatie, al kunnen we dan politieke dwang en manipulatie vervangen door ziekte en doodsangst. De citaten bevestigen hoe dan ook Cailliaus insteek: de primaire, soms zelfs vegetatieve levensdrang van de poëzie, vooral bij tegenstand, en de trots van de vertolker, kwetsbaar maar allesbehalve weerloos… De hoop dus!
Die spreekt ook uit zijn nieuwe titel ‘Tot de stenen wortel schieten’. Kan die iets anders betekenen dan dat een dood materiaal gaat leven? Welzeker, je kunt hem vergelijken met gezegdes als ‘wachten tot je een ons weegt’ en 'wachten tot sint-juttemis'. Met andere woorden: het gaat niet gebeuren. Onderstaande verkenning wil echter aantonen dat de dichter wel degelijk het eerste bedoelde. Er is immers een constante wisselwerking tussen talrijke motieven die leven en dood bepalen, vaak verstrengeld raken.

Het boekje bestaat uit vier delen: 1) ‘Stapvoets leven’, 2) ‘De geur van taal’, 3) ‘Geklemd vanbinnen en vanboven’ en 4) ‘Wonen in een reistas’. Laten we die volgorde en titels aanhouden…



1: STAPVOETS LEVEN
De eerste afdeling telt meer dan de helft van de gedichten. Sommige zijn dan nog eens onderverdeeld. Ofschoon de titel anders doet vermoeden legt dit deel thematisch niet evenredig veel gewicht in de schaal. Ik bedoel soortelijk gewicht. Dat wil zeggen, Cailliau zet hier sterk uiteenlopende onderwerpen in, o.a. beschrijvingen van zowel fysieke als mentale ruimtes (met originele woorden als “Eroshuizen”, “kamers met en zonder engelen”, “voorportaal”, “een binnenplaats die Naamloos heet”, “containers van verlangen” en “een watermolen met droge stem”), en verder angst (met “eindeloze barst”, “amputeren”, “executies”), wraak, moeder en, last but not least, de poëzie zelf.

Dit brede gedachteperspectief kan qua omvang als een uit de hand gelopen inleiding worden gezien, waarvan de uitwerking dan in de andere drie delen volgt. Die zijn thematisch sterker gebald en dringen zich daarom meer op. Met de kwaliteit van de gedichten op zich heeft het niets te maken. Die loopt namelijk, beoordeeld over de hele linie, nooit ver uiteen.

Eén voorbeeld van zijn compacte zegging en raadselachtigheid biedt het volgende fragment uit ‘Ik weet je niet’:



Ik ken je, ik ben je niet. Ik weet je niet.
Zoals een noodgeval geen loos alarm is,
zoals een middelpunt geen omtrek heeft.
ik ken je niet, ik ben je niet, ik heb je niet
bij naam genoemd. Onuitgesproken ben
je in je lijf een borrelende, hete schaal.



De melodie laat in eerste instantie gemakkelijk doorlezen maar zeker bij herlezing word je aangespoord een en ander op te lossen.
Waarom bijvoorbeeld staat er een punt in plaats van een komma in de openingsregel, terwijl dat in de reflecterende regel vier niet zo is? Let daar meteen ook op het toegevoegde woordje ‘niet’.
Wat zou het verschil zijn met: “Ik ken je, ik ben je niet, ik weet je niet” of met “Ik ken je. Ik ben je niet. Ik weet je niet. Het lijken onbetekenend kleine verschillen maar bij een kommaneuker als Cailliau telt nu eenmaal elk leesteken.
En: hoe kan een middelpunt geen omtrek hebben? Mogelijk antwoord: als het figuratief is bedoeld bijvoorbeeld ‘in het middelpunt van de belangstelling staan’.
En: verwijst de hier besproken punt naar middelpunt in regel 3 (hij staat wel zowat in het midden van de regel)?
En ook: wijst de dichter met punt en middelpunt vooruit naar de schaal aan het eind van regel 6? Dat zou tot gevolg hebben dat hij op een lichamelijk middelpunt duidt. Maar ho, vanaf hier stuiven de interpretaties je pas echt om de oren, variërend van een baarmoeder (Cailliau heeft het herhaaldelijk over moeder en gebruikt graag samenstellingen als moedertaal, moederstad e.d.) tot een tumor.
Tóch nog een poging, een vluggertje dan: In de daaropvolgende strofe staat: “Ik ken je als een geurig boek, een bundel / vol met inkt en poëzie, vol uitgestrekt / verlangen en verdriet” en nog verder “ik ken je als een bundel van / verlangens en een trots verdriet.” Het is verleidelijk te veronderstellen dat hij met het aangesproken personage de onderhavige poëziebundel bedoelt maar pas op, het gaat wel in beide gevallen slechts om een vergelijking en dat brengt ons niet wezenlijk dichter bij een eenduidig antwoord. Moet dat dan? Dat hangt van het standpunt van de lezer af. Lezers die uiteindelijk zekerheid en duidelijkheid willen, een beloning voor hun inspanning, zullen gefrustreerd afhaken. Anderen, meer gericht op het proces dan op het product, kunnen in het verwarrend grote aantal mogelijkheden met plezier en fascinatie blijven zoeken, elke keer opnieuw geconfronteerd worden met nieuwe puzzelstukken. Lees je liever lineair of cyclisch? Daar komt het op neer.



2: DE GEUR VAN TAAL
De tweede afdeling, bestaande uit 10 gedichten, draagt als titel 'De geur van taal'. Cailliau zou Cailliau niet zijn als hij niet ook over de inzet van zijn materiaal schreef. Dat deed hij immers al in zijn eerste bundels. Het is hem altijd ook om het hóe te doen. Was hij een timmerman of loodgieter geweest, hij zou een handboek over het vak hebben gepubliceerd, liefst met veel annotaties en uitgebreid register. Hoe dan ook is hij een onvervalste boodschapper, maar wel eentje op zijn eigen strikte voorwaarden en dus, zoals hierboven al aangegeven, lang niet voor iedereen.
Het sterk cerebrale karakter van zijn poëzie zal menige lezer doen terugdeinzen. Het roept bijna vanzelf expressieve beelden en uitspraken op als tegenkracht. Ik ken geen ander lyrisch oeuvre waarin die twee componenten zo koppig en eigenwijs samengaan en dan nog in overwegend lange verzen.

‘Geur’ is een ambivalent woord; in een eau de toilette of parfum vervluchtigen de essentiële bestanddelen. Als lijfgeur of als die van een bos, een stad of de zee juist niet, daar versterkt het mede de identiteit. Wedden dat de dichter de laatste optie inzet?! Veelzeggend is dat ‘geur’ of ‘ruiken’ in geen enkel vers in deze afdeling voorkomen (op één keer ‘neus’ na) maar elders in het boek wèl. Het gaat dus, nogmaals, om het tweede element: de taal, niet zozeer als gereedschap maar als organisme, als wezen!

Zelfs wanneer Cailliau zich op de taal als onderwerp richt, bestrijkt hij graag een uitwaaierend spectrum, zoals enkele titels van deze afdeling verklappen. De eerste is 'Communicatieruis 1' en de laatste 'Communicatieruis 2' en daartussen vinden we o.a. 'Legeringen van letters', 'Lied van lief en lafenis - Wingdings' en 'Letters schrijven met zwarte inkt'.

Ademen de overeenkomende titels, niet toevallig aan het begin en het slot geplaatst, verschillende interpretaties uit? Nummer 1 kondigt een storing in de overdracht aan en nummer 2 besluit of corrigeert die door de uitwerking van ideeën in de tussenliggende teksten. Je kunt ook zeggen dat het een aankondiging met terugwerkende kracht is.
Beide gedichten vormen een eenheid. Hiervoor pleit, behalve dezelfde naam en de nummering, dat de eerste twee strofen van elk vers, op één schijnbaar onbelangrijk woord na, identiek zijn evenals grote fragmenten in de volgstrofen.

Nummer 1 begint met een citaat dat, vertaald naar de eigen discipline, een poëticale uitspraak wordt. Nummer 2 heeft geen citaat maar is een stuk langer door diverse inlassen. De slotwoorden zijn weer wel dezelfde maar de causaliteit in het gedicht is danig opgeschud, te beginnen met dat eerste woordje dat de overeenkomst doet ontsporen: "tongen van licht" in 2 versus "tongen en licht" in 1. Dat maakt nogal een verschil; bij beide is er sprake van dualiteit, maar inhoudelijk is er in 1 sprake van samenval. Dat 1 en 2 niet gewoon achter elkaar staan moet dus te maken hebben met de andere acht teksten.
Voor wie bevangen is door dezelfde fascinatie voor taalgefröbel als de dader, en ook ondergetekende, volgen hieronder integraal beide versies.



COMMUNICATIERUIS 1

    Bij het schilderij Wat zegt ie?
    olieverf op katoen
    van Eva Sanders Jonsson

Stemmen die ruisen. Roffels van sprekende
monden verstoren het ritme van vragen
en krijgen. Woorden gelepeld in handen.

Neuzen die klanken verschuiven naar hoofden
die wachten op tongen en licht. Woorden
geklemd tussen vingers en denkende ogen.

Geduld is: geen antwoord. Geen kreten.
Geen zoemen. Geschutter. Tribunes verzinnen
vertelsels alom. Ontwaken doet zwijgen of

dromen vertellen. Een doek is voor oren van
angst. Daartussen de chaos die stamboom na
stamboom verbrokkelt en sloopt. Nu morsig

gestotter de schilder en schrijver bereikt.
Slechts monden die stamelen, geven en groeien.
Of iemand wat zegt, weet niemand die luistert,

weet niemand die spreekt.



Voor de diehards: het betreffende schilderij is te vinden op Jonssons site én in E-zine De Vallei XXVIII, december 2015.



COMMUNICATIERUIS 2

Stemmen die ruisen. Roffels van sprekende
monden verstoren het ritme van vragen
en krijgen. Woorden gelepeld in handen.

Neuzen die klanken verschuiven naar hoofden
die wachten op tongen van licht. Woorden
geklemd tussen vingers en denkende ogen.

Er is in het donker geen mens die wat hoort.
De leegte is zwart. Zo glijdt het geluid naar
de hoofden die horen en hopend en weerloos

balsturig gaan zitten. Wie poogt te begrijpen,
probeert iets te vatten, wil zeker getoonzette
beelden ontwarren; blijft koppig doorgronden

wat mogelijk is. Geen antwoord. Geen kreten.
Geen zoemen. Geschutter. Tribunes verzinnen
vertelsels alom. Ontwaken doet zwijgen of

dromen vertellen. Een doek is voor oren van
angst. Daartussen de chaos die stamboom na
stamboom verbrokkelt en sloopt. Nu morsig

gestotter de schilder en schrijver bereikt.
Als hopen en grijnzen en wachten uiteindelijk
proberen met stemmen verhalen te vormen:

slechts monden die stamelen, geven en groeien.
Of iemand wat zegt, weet niemand die luistert,
weet niemand die spreekt.



Op het doek zie je een aantal individuen dicht bij elkaar die samen geen groep vormen maar dat misschien wel willen worden. Dit komt overeen met zowel bepaalde woorden en zinnen in de betreffende gedichten. Ook Cailliau werkt met isolatie en uitbreiding, pogingen tot zowel inkeer als uitwisseling.
Als je het schilderij aandachtig bekijkt, zie je uitspraken als “woorden gelepeld in handen” en “probeert iets te vatten” figuratief direct uitgebeeld.

Wie naar verborgen verbanden zoekt in de gedichten tussen ‘Communicatieruis’ 1 en 2 zal misschien teleurgesteld zijn. Weliswaar staat de thematiek van overdracht en het falen ervan centraal maar de autonomie van de verzen is sterker dan een mogelijk ondersteunende functie. Regelmatig duiken memorabele fragmenten op zoals "De spraakkunst die hij spreekt / is niet zijn kunst van spreken."
Ook mooi is wat mij betreft, en niet eens vanwege de dubbele symboliek van ‘helen’ en ‘heel maken’ (respectievelijk veronderstelde schade en fragmentatie): "Lettergrepen zijn de kleine / woorden in een gaasverband". Even verderop heeft hij het over "taal in gipsverband". Beide mogelijkheden doen dus mee.






Poëzie die dermate dicht van zegging is, rijk aan gedachten en ook nog zuinig, zo niet gierig, omgaat met een traditioneel verbindend element als klankovereenkomst moet wel, om niet in geknars vast te lopen, tegenkrachten inzetten. Dat heeft de dichter goed begrepen. Ik noemde al de behoefte aan een expressieve zegging. Meer specifiek zal ik nu van twee bijsturende toepassingen in de stijl een voorbeeld geven.

Ten eerste ontspringen gedachten hun prozaïsch verpakte mededeling nogal eens door grammaticale meervoudigheid. Bij eerste lezing bijvoorbeeld van "tribunes verzinnen" lees je door de opsomming van eerst drie ontkenningen en daarna één vaststelling al gauw dat tribunes worden verzonnen. Pas bij dóórlezen ontpoppen de tribunes zich ineens als een subject. Zoiets geeft de strofe een ritmische impuls!
Ten tweede hanteert Cailliau een opvallende beeldspraak. Die is zonder meer verrassend, enerzijds door ongewone combinaties als 'oren van angst' en anderzijds door een ongemeen sterk beroep op lichamelijkheid. De eerste versie van het geënterde gedicht confronteert de lezer op monden, handen, neuzen, hoofden, tongen, vingers, ogen, oren en nogmaals monden. Dat is al aardig wat lijf. En dan zijn er nog de daarmee de associërende begrippen als spreken, vragen, denken, antwoord, geschutter, zeggen, weten, luisteren etc. Die fysieke beeldspraak doet denken aan het werk van enkele Vijftigers maar kan niet anders dan authentiek zijn. Het zou gezien het haperen van zijn gezondheid immers vreemd zijn als Cailliau daar niet de nadruk op zou leggen.
Feit is dat zijn poëzie zonder deze elementen nauwelijks te genieten zou zijn. Nu is er volop activiteit, veel regels en beelden gisten en borrelen, zeg maar léven!

Zijn er geen zwakke punten aan te wijzen? Jawel, juist in zijn drang naar communicatie, naar uitleg ook (hij was lange tijd actief in het hogere onderwijs) is hij weinig zuinig met woorden. Hij schrijft dan wel gebalde maar nog altijd ook drukke gedichten hetgeen de taal kan laten golven en stromen, maar soms ook teveel van het goede is. Waar hij bijvoorbeeld aangeeft dat “de chaos stamboom na stamboom verbrokkelt” is het overbodig daar nog het tautologische “sloopt” aan toe te voegen. Waar hij zich inhoudt, is hij meestal op z'n best, en daar zijn enkele gedichten in dit tweede deel het bewijs van. Zie ‘Ritmisch’, dat, maar dit terzijde, centraal in de afdeling staat, in het midden tussen de gedichten ‘Communicatieruis 1’ en ‘Communicatieruis 2’. En ‘midden’ spiegelt zelf weer in ‘middelpunt’ (zie boven)
Geef toe, onderstaand gedicht ‘Ritmisch’, tot de kern zelfs teruggebracht, geeft nog altijd genoeg te raden.



In spiegels gedijen beelden wel.
Identiteit komt woord na woord.

Een selfie is een klankbord,
een zin die opengaat en iets vertelt.

Kiosk in zich. De koepel spreekt zijn
muzikale talen: blazers met

hun bombardon. Signalen ritmisch
voor het overkoepelende oog.



Belangrijk is “een zin die opengaat en iets vertelt” want wát als ‘Communicatieruis’ nou eens niet bedoeld wordt als dualistisch gedicht maar als slechts één waarvan een zin is opengegaan, als één gedicht dat iets vertelt (de acht tussenliggende gedichten dan natuurlijk) en dat daardoor zelf zodanig verandert dat het einde er anders uit is komen te zien, hoewel daar identieke woorden zijn gebruikt?! Ja, misschien schittert hier een antwoord. We gaan nog even door…

‘Selfie’ ondersteunt het thema van reflectie evenals ‘kiosk’ want ook zo’n muziektent is een klankbord. Cailliau verbindt de zintuigen horen en zien hier op treffende wijze middels de koepeling van de kiosk en de kromming van het oog. Beide vallen bovendien samen in hun ronde vorm, die -sluit voor de zekerheid niks uit bij deze dichter- ook voor de gewenste cyclische leesinstelling van de lezer staat.

Het zou me niets verbazen als de kiosk een aankondiging is van de stadsbeelden in afdeling 4, in concreto die van Oostende, de nieuwe woonplaats van de dichter. In het Leopoldpark, bij hem om de hoek nota bene, staat zo’n fraaie traditionele muziektent. In het eveneens dichtbije Maria Hendrikapark ligt volgens Google dan nog eens -het is alsof de duvel ermee speelt- een vijver met de naam Spiegelmeer! Die wordt omgeven door een dubbele en dus reflecterende cirkel van wandelpaden! Wordt ook hiermee weer met reflectie gegoocheld? Wat mij betreft wel ja, want Leopold en Maria Hendrika waren… man en vrouw! Soms verraadt de werkelijkheid meer verbintenissen dan goed is voor de geloofwaardigheid van de beschrijving ervan! Het kan ook andersom werken; intensief lezen van bepaalde gedichten vervormt de waarneming naar de fascinaties, of obsessies, van de maker, en Cailliau kan er getuige 'Tot de stenen wortel schieten’ wat van!

Nog niet moe van reflectie en reflecties? In het gedicht 'Lied van lief en lafenis' grijpt de schrijver terug op een oud gedicht uit zijn bundel 'Wedersamenstelling' (1981). Onderaan staat de mededeling dat de tekst de basis vormt van de transformaties op de daaropvolgende 2 pagina's.
De eerste vertaling met de nieuwe titel 'Liefdeslied en verfrissing - Translate' is nog een herleidbare versie met de extra ondertitel: Google Translate, Nl > Fr >Nl.
Die veronderstelt dat de authentieke tekst digitaal naar het Frans werd omgezet en vervolgens weer terug. Om een beter idee te krijgen, volgen hier alleen beide slotstrofen:



Beslapen en verlaten
het aanwezige. Leegte.
Draag de beweging
naar het stof, nu.



Geslapen en verlaten
deze. Leeg.
Draag beweging
stof nu.



Niet veel lezers zullen de vertaling herwaarts beter vinden dan het uitgangspunt. Het resultaat sluit echter naadloos aan op de thematiek van communicatiestoring.

De tweede transformatie is, met behoud van de oorspronkelijke titel en vorm, geheel in Wingdings-tekens gezet. Tja...

Een ander vers, 'Letters schrijven met zwarte inkt', refereert aan het werk van Achterberg. Diens stijl is dusdanig zichtbaar dat de ondertitel 'Gerrit Achterberg indachtig' haast overbodig is.



LETTERS SCHRIJVEN MET ZWARTE INKT

Gerrit Achterberg indachtig

Eindpunten op het land hebben de tijd.
Na ieder uur dat tussen ons gaat staan
komt er een wand die u en mij voortaan
gevangen houdt in dromen vol opstandigheid.

De avond krijgt metaal om zich te sluiten
voor de nacht, een stevig scherm dat dood
en slaap verankert in de moederschoot.
Wanhopig zoeken wij een weg naar buiten.

Een brood is een brood en stenen zijn van steen.
Woorden draaien om hun as en kleuren schijn
en hartstocht in het vlies van elke taal, venijn
dat zelfs het leven mild maakt, of obsceen.

Zo is uw liefde reizen van één poot tot evenaar.
Waar is de geile grens? Er blijft wat slipgevaar!



De titel is verraderlijk eenvoudig. Maar er staat niet "woorden schrijven" en ook niet "blauwe inkt". Cailliau brengt het gedicht terug tot het kleinste element, de letter, ofwel de basis waarmee het schrijven überhaupt aanvangt, zoals het leven in “de moederschoot” van regel 7. Niet alleen een leesteken, ook een letter kan een wereld van verschil uitmaken.
Zwart roept veel associaties op, om te beginnen avond en nacht, waar in het gedicht letterlijk sprake van is. Maar het is niet uitgesloten dat ook verwezen wordt naar de duisternis in de baarmoeder of dat een sneer wordt uitgedeeld aan de zwartkousen, de gereformeerden in de ‘Hollandsche’ Bijbelgordel waar Achterberg een exponent van was. Hij meldde zich als jongeling tenminste aan bij de Bond van Nederlandsch Hervormde Jongelings-vereenigingen op Gereformeerde Grondslag. En tussen die protestantse aftakking, sekte zo je wilt, en de seksualiteit wil het nog wel eens knellen en knallen.

‘Letters schrijven met zwarte inkt’ was overigens eerder te lezen in een bloemlezing met gedichten over Achterberg van Uitgeverij Demer.



3: GEKLEMD VANBINNEN EN VANBOVEN
Afdeling 3 bestaat uit maar vier gedichten. De eerste twee hebben de toevoeging (1914-1918) in de titel. Het derde noemt WO I en het vierde heet 'Een eeuw herinnering'.
Het eerste is een redelijk traditioneel loopgravengedicht. Het tweede zou heel goed passen in de voorgaande afdeling, waarin verstoorde communicatie centraal staat. Hier is het:



KUNDA (1914-1918)

Kunda, makiquat
e kunda?

    Bumbacchi, 6 dignoh
    6 quomé, cha ba
    rai 6 - ov di venunus.
    Hak 3 è 7 kun da meha
    thong. Ev rod ed: all
    beri beru balootah:
    10 ka vomydi.

         Kunda, meekiquat ie
         kundani? Zach thar
         di uhwu doht, ho quets
         bahr udunvel so lank
         the verduurn ehf.

    Lyph: du kunda as
    out eman, du kunde
               ehl art chaad vodi
               doht da tso lyf ee da
    tso haeth: vul da fel
    eeh kerda fel.

          Misti gepein in
          alco holg etst.
          Quaet, onquaet.
          Ram meri nendoe
          tmè wuhde - so
          is di asehm vo
          bluhdigh, vo hopich.

    Kunda! Kunda
    makiquat?
    Dohrsitem,
    wakkannik,
    hukkannik.

Ov tin ohg dasin:
lev de WO I di doth



Dat is even met de ogen knipperen! Wat voor taaltje dit ook is, dat van een mentaal beschadigde soldaat of een met trommelgehoor, als je fonetisch te werk gaat, is er wel een en ander te herkennen, of te raden:

"quat" kan kwaad zijn, “makiquat” in extenso: maak je kwaad;
"lyph" lief;
"vul da fel" vul/voel dat vel (wat goed aansluit op gedicht 4 met o.a. "in mensenhuid verpakt");
"alco holge etst" alcoholgeëtst;
"wakkannik / hukkannik" wordt dan misschien wat kan ik / hoe kan ik.

Dit komt over als Spielerei maar het is dan wel, de rode draad nog even volgend, verdomd consequente Spielerei. Cailliau maakt het zichzelf en de lezer niet gemakkelijk maar is dat gewenst als het over zo'n vermorzelaar als de Eerste Wereldoorlog gaat?

Het kan geen kwaad om hier te vertellen dat de dichter naar verluidt in de IJzerstraat is gaan wonen. Deze naam verwijst niet naar het metaal ijzer, zoals sommige Noord-Nederlandse lezers kunnen denken maar naar de rivier de IJzer, die een belangrijk deel van de frontlijn vormde in de Groote Oorlog. Over en weer werden de loopgraven ingenomen en opnieuw prijsgegeven wat onnoemelijk veel levens kostte. Aan de IJzer herinneren daarom nog altijd veel monumenten aan dat lijden. Vermits lijden een hoofdthema van Cailliau is, kan het niet anders dan dat hij zich hier terdege rekenschap van geeft; in de poëzie woont hij aan het front!



4: WONEN IN EEN REISTAS
De vierde afdeling is een lyrische verantwoording voor de verhuizing van de Brusselse Rand naar Oostende. Hij bestaat uit drie lange verzen over het afscheid van de hoofdstad plus een serie van tien getuigenissen over een plaats die maar al te goed weet wat, opnieuw, lijden is. Ditmaal gewaagt Cailliau o.a. van “schipbreuken”, “verlies in dikke rokken van vissersvrouwen” en “nazitempels”.
Toch getuigt de verhuizing van de drang zich ergens thuis te voelen, van een nieuwe levensruimte, van energie en inspiratie en vooral van continuïteit en oneindigheid, uiteraard verbeeld door o.a. lucht en zee. In de titel ‘North Seascape’ schemert het woord ‘escape’ slim door. Naast Noordzeelandschap is er dus ook Noordzeeontsnapping. Een ontsnapping uit Brussel? Aan het land? Elk van de tien verzen kent de spanning tussen zee en land, elk staat bol van woorden die daar mee van doen hebben: “schuim”, “baren”, “onderwaterlandschap”, “vinnen”, “drenkelingen”, “dronken”, “waterlijn”, “kolkgezuig”. Wie denkt dat ze uit de hele reeks afkomstig zijn, onderschat de dichter. Deze en nog meer woorden staan namelijk alleen al in het eerste gedicht!
Wees dus niet verbaasd er verderop nog vele tientallen aan te treffen. Ik geef enkele van de treffendste en origineelste woorden en combinaties: “op- en afgerold gebrul”, “watergids”, “drakenvis”, “zeemerrie”, “golven bloeden zaad”, “natte stem”, “zeenomade”, “zeilentaal”, “waterboog”, “waterakker”, “kustaccent".

Hier volgt nog een laatste gedicht, niet nummer 10 dat helemaal achteraan staat en een samenval met de zee suggereert, maar nummer 8. Ik koos juist dit gedicht om aan te sluiten op de hoop aan het begin van deze bespreking (Cailliau vermenigvuldigt die in regel 12 zelfs) en om er dus ook mee áf te sluiten:



Wij mensen menen veel, wenen ellende
aan elkaar, vermanen elke vreemdeling,
verleggen alle grenzen. Denken, als het even
kan, met nostalgie aan andere steden,
andere bedden. Afstammen doen wij
van de zeenomade. Bevolkingsdicht zijn
al die slapers die we zijn, die onvolmaakt.

Nooit anders dan getooide vrouwen
schonk de zee. Hoogzwanger, zwijgend
tot het tegendeel, toch sprekend tot
haar aan elkaar gevlochten zoons:
vermenigvuldig alle hoop en zalf.

De havenmeesters slaan hun munt.
Hun gecodeerde zeilentaal. Dan grendelen
zij de haven af – als wolken zwart en dreigend
stil geworden zijn. Zij zwemmen
met hun vleugels veilig weg, alleen,
gerustgesteld, en vragen alle wakkeren
de bundels licht te volgen. Ook ik verlaat
en tel de sporen van wat komen zal.
De toren leidt de taal, dat is mijn vuur.

Het keurigste West-Vlaams hangt
in de lucht: met zeilen, open
boten en motoren; met ziljen, oopm
sjhovers en moteurs
.



Dit gedicht kent trouwens wel klankovereenkomst en niet te weinig ook:
mensen-menen-wenen-vermanen
tot-tegendeel-toch-tot
vleugels-veilig-weg
steden-doen-nomade-dicht-die-die-die
zwart-zwemmen-zijn
wolken-geworden-wakkeren
tel-toren-taal

In het slot van de eerste strofe vallen vorm en inhoud perfect samen door het ontbreken van een werkwoord na precies het woord ‘onvolmaakt’.
Een gedichtenbundel die zoveel onvolmaaktheid in de menselijke beproevingen beschrijft als ‘Tot de stenen wortel schieten’ snakt naar hoop en beloften en die krijgen dan ook aan het eind van de meest positieve reeks hun beslag, uiten zich zelfs, hoe consistent weer, in de taal van de nieuwe omgeving. “Ziljen”, “oopm sjhovers” en “moteurs” zijn natuurlijk geen willekeurig gekozen begrippen, elk van de drie vertegenwoordigt een aspect van het nieuwe bestaan: reizen met de wind, (waar in een Brussels gedicht nog sprake is van “geen wind die wacht”) de elementen trotserend (in tegenstelling tot “geboeid”, “gesnoerd” en “hermetisch”) en vaart kunnen maken (in plaats van stil te liggen “in dortoirs”). Knap gedaan Cailliau!

Met de door de dichter zelfs vermeerderde hoop verdiept zich ook de principiële titel van de bundel: tot de woorden wortel schieten in de lezer!


PHILIPPE CAILLIAU; ‘Tot de stenen wortel schieten’; 64 pagina’s; Kleinood & Grootzeer, Bergen op Zoom; 2016; ISBN: 978-90-76644-79-0; NUR: 306. € 16,00.


www.alberthagenaars.nl

Lees ook:
De kritiek van Albert Hagenaars op 'Zwijgboek' van Philippe Cailliau:


En zie ook:
Frozen Poets - Beelden, graven en andere sporen van dichters

Nederlandstalige gedichten in Indonesische vertaling


1 opmerking:

  1. Dank Albert voor deze indringende recensie van Philippe Cailliau's Tot de stenen wortel schieten. Het is een verademing dat jij ook voldoende ruimte en tijd neemt om deze intrigerende en originele bundel langzaam te ontdekken, iets wat nog maar heel
    zeldzaam gebeurd! Nogmaals dank!

    BeantwoordenVerwijderen