zondag 3 december 2017

ANTON KORTEWEG - Het leven deugt. Althans op onderdelen




Foto: © Nelke Hermens, 2017


INDRINGEND ALS MOTREGEN

Als je alle 13 bundels van Anton Korteweg (geboren in 1944 in het West-Brabantse plaatsje Zevenbergen) vanaf zijn debuut in 1971 tot en met het juist verschenen 'Het leven deugt. Althans op onderdelen' in één marathonsessie las, zou het je opvallen hoezeer hij thema's en stijl trouw is gebleven. De verschillen zijn het best te vangen in termen van gradatie en accenten. Zo is de scherpe ironie overgegaan in milde spot, onvrede in aanvaarding en het scherpe formuleren in een los, schijnbaar achteloos noteren.

Bij Hölderlin vond hij regels die voor de uit drie delen bestaande nieuwe bundel citaatwaarde hebben: Das Angenehme dieser Welt hab’ ich genossen / Die Jugendstunden sind, wie lang! wie lang! verflossen. / April und Mai und Julius sind ferne, / Ich bin nichts mehr, ich lebe nicht mehr gerne! Vreemd eigenlijk dat juni ontbreekt maar dit terzijde. De soep wordt niet zo heet gegeten als zij wordt opgediend; beide dichters deden wat ze moesten doen: vastleggen en, zeker in het geval van Korteweg, snel publiceren.

Hoezeer Korteweg ook doorgegaan is op de eenmaal qua onderwerpen en uitwerking ingeslagen weg, de eigenzinnigheid schemert nog steeds door heel wat strofen en in het bereiken van het gewenste resultaat heeft zij zich zelfs weten te verbeteren. Vaak krijgt een gedicht pas aan het eind z'n beslag, bijvoorbeeld in de slotstrofe van 'Leiden, voor mijn raam' dat een gelatenheid á la Bloem uitstraalt.



Ach, wezenloos mijn raam uit staren
en niets te zien, alleen de aftandse straat:
versleten klinkers, grijs trottoir, bakstenen muren,
en aan het eind daarvan bewegingsloos
wat verre boomtoppen, waarvan je hoopt
dat de lente ze nooit zal bereiken.




Hoe minutieus deze beschrijving ook overkomt, de laatste regel splitst zich in betekenis. Enerzijds verdiept hij de treurigheid nog eens, anderzijds ontspringt hij eraan door de gesuggereerde vraag: waarom zouden de boomtoppen nooit meer mogen bloeien? Omdat er meerdere antwoorden op zijn te bedenken, ontstaat dus een spel van vergelijken, en dat staat voor creatie, bloei, desgewenst een Gorteriaanse lente!






Eén van de hoogtepunten van de bundel is het korte vers 'Zijn kop', dat net zo’n nawerkend einde met ingebouwd contrast kent.



ZIJN KOP

(Kees Verwey,
Zelfportret 1977)

Zijn aangevreten kop -dat deed de tijd-
dook met een zekere gretigheid
nog eenmaal behoedzaam op
uit een lome rivier van kleuren.

Zijn ogen wilden niet mee:
er moest nog veel worden gezien.

Die van mij, even oud zowat,
kijkt zich uit de zijne tevoorschijn.




De ambities van vroeger worden flink getemperd in woorden als ‘ach’, ‘enfin’, ‘het kan ermee door’ en ‘athans’ (zie titel). Korteweg is één van de meest relativerende dichters die ik ken. Ook een woord als ‘tiaatje’ past, los van een verleden, in dit plaatje.

Kenmerkend is tevens de keuze voor een kleine, weinig zeggende omgeving, al aangegeven in titels als ‘Begraven in Emmeloord’, ‘Helmond’, ‘In Venlo’ en ‘Sint-Niklaas’. Dat zijn, voorzichtig gezegd, niet bepaald locaties waar het hart van de gemiddelde lezer sneller van gaat kloppen, tenzij die er is geboren of er een sterke ervaring opdeed. Onder deze namen hangen dan nog eens ruimtelijke omstandigheden die meestal in slechts enkele sfeerbepalende woorden worden geschetst maar de alledaagse werkelijkheid en handelingen duchtig versterken. Zo is er bijvoorbeeld sprake van ‘een treinwagon’, ‘een weekmarkt’, ‘de pont van Maassluis’, ‘een park’ en ‘een terrasje’. Opvallend genoeg zijn dat allemaal publieke locaties, met volop mensen. De ik-persoon bevindt zich evenwel nooit in het middelpunt maar aan de zijkant. Hij ziet, kijkt, observeert en legt al concluderend vast. Niet zelden is hij blij er niet meer toe te behoren, mocht dat ooit al het geval zijn geweest. Een treffende uitspraak bieden in dit verband de slotregels van het vers ‘Ouderwets mannetje, Leiden, jaren zestig’: “Opa kwam zelden verder dan het hoefpad, / ik was nooit in New York of in L.A.

Nog een andere techniek om een dergelijke gedempte realiteit te benadrukken en tegelijk ook naar het verleden te verwijzen, een al dan niet afgesloten tijd die zowel vertrouwdheid als vervreemding oproept, is het noemen van merknamen en dergelijke. De oudere lezers zullen geen moeite hebben om bijvoorbeeld ‘Reckitt’s blauwe zakjes’, ‘Terlenka-broekje’, ‘MULO’, ‘Hero’ en ‘Nescio’ te duiden. Dit betekent niet dat Korteweg geen oog zou hebben voor recente of hedendaagse ontwikkelingen, integendeel zelfs want net zo terloops neemt hij namen en woorden op als ‘Kim Phúc’, ‘BOVAG’, ‘Syrië en Irak’. Het betekent wel dat hij parallellen inzet en er een al dan niet uitgesproken moraal aan koppelt. In één gedicht werkt hij zelfs gedachten aan drie episodes uit, waarbij hij speels de Bijbel aanhaalt, één van zijn oudste ‘inspiratieputten’:



OORLOGEN

Oorlogen zijn voor mij het Oude Testament.
Allemaal achter Mozes en zijn slang aan
in marstempo naar het Beloofde Land
de woestijn in, de Schelfzee door die week,
en dan verdelgen maar wie in de weg staat:
Hethieten, Ammonieten, maakt niet uit
hadden ze maar geen heiden moeten zijn,
niet in een land van melk en honing moeten wonen.

Veldtochten, later, konden ermee door.
Vooral die van Napoleon: Grandes Randonnées
in kleurig uniform, volle bepakking
van Rijn tot Nijl, Elbe tot Berezina.
En al die paarden maakten ook veel goed.

Maar dichterbij kom ik toch liever niet,
bang dat Kim Phúc, het naakte Napalmmeisje
mij alsnog brandend in de armen rent
.



Een aparte categorie in zijn areaal aan toespelingen vormen de namen van kunstenaars. Niet voor niets publiceerde hij onlangs ‘Het Oog van de Dichter’, een verzameling essays over gedichten die op een schilderij zijn gericht.
Aan een doek van Kees Verwey wijdde hij een compleet gedicht, zie boven.
De muziek komt in de vorm van klassiek en pop aan bod. Hij refereert aan Stabat Maters en ‘Die schöne Müllerin’ plus ‘Eine Winterreise’ van Franz Schubert en somt de namen op van o.a. Bob Dylan, Beatles, Doors en Earrings.
De literatuur is natuurlijk belangrijk. Bij de schrijvers duiken behalve Hölderlin ook Goethe, Engelman, Auden en Nescio op en, in een opdracht, Wim Hofman.

Kortewegs poëzie verenigt onvermoed veel tegenstellingen. Zijn gedichten hebben het doorgaans over zaken die veel mensen te gewoontjes of ronduit saai vinden maar die er in het leven wezenlijk toe doen; bij eerste lezing glijden je ogen mee op de achteloze verteltoon terwijl je, aandachtiger lezend, de nodige ingangen vindt naar onder meer culturele bakens en onderliggende religieuze en politieke boodschappen; er is geen verschil in hiërarchie tussen groot en klein (wereldpolitiek versus dorpsleven) of hoog en laag (Albert de Klerk en Alphons Diepenbrock versus de Golden Earrings).
De dichter heeft goed begrepen dat de effecten van deze tegenstellingen krachtiger werken naarmate ze beter verstopt zijn, vooral geen inbreuk maken op de verhaallijn.

Dit alles maakt dat Kortewegs poëzie indringend is als motregen, zolang je je ‘althans’ maar lang genoeg buiten waagt, je buiten je eigen vertrouwde denkpatronen wilt plaatsen, zijn bundel leest en herleest!

En daarom tot besluit:



BEROEPSKEUZE

Opperbevelhebber, je maintiendrai,
meedogenloos optreden tegen amokmakers

- Spoor, onze generaal stond in de boekenkast-,
leek me wel wat. Maar dat kon erg lang duren.

Dominee ook. Dat ik met eigen armen
mijn schapen zegenen kon en dat de Here
zijn aangezicht dan over hen deed lichten,
had ik dat nu maar mogen geloven.

Boer - ook niet gek. Wel graag een hele grote,
met duizend bunder vette klein, bepette knechten,
een Morris en een pronte struise vrouw.
Maar wat zag ik dan van de wereld?

Dichter dus maar. Met opgeruimd gemoed
liet ik, en laat nog steeds, wie oren heeft
voortdurend horen wat hij allang wist:
het leven past ons doorgaans van geen kant,
ons hart verlangt in ons en is onrustig,
en hij, Doodje de Grote, onmiskenbaar hij,
eigent zich steeds meer kamers in ons toe.




ANTON KORTEWEG; ‘Het leven deugt. Althans op onderdelen’; 76 pagina’s; Meulenhoff, Amsterdam; 2017; ISBN 9 789029 092258 ; NUR: 306. € 18,99.


Lees ook de recensie over Kortewegs boek 'Ouderen zijn het gelukkigst':


www.alberthagenaars.nl

En zie ook:
Frozen Poets - Beelden, graven en andere sporen van dichters

Nederlandstalige gedichten in Indonesische vertaling


Geen opmerkingen:

Een reactie posten