Eric Wobma (º1962) liet voor het eerst weten behept te zijn met een drang tot expressie toen hij nog in Bergen op Zoom woonde, de stad waar hij opgroeide en vader Otto Wobma meerdere bioscopen beheerde. In de jaren tachtig was hij actief voor o.a. Poëzie-uitgeverij WEL en de literaire boekwinkel Quist. Hij schreef o.a. reisverslagen en prozakritieken (vooral over Latijns-Amerikaanse romans) en had al een grote passie voor film. Z’n eerste stappen op dat gebied zette hij door mee te werken aan ‘Trouble in paradise’, een productie uit 1989 van Luc Pien en Otto Wobma onder regie van Robbe De Hert.
Na een vakantie in winters IJsland en een veel langer verblijf in Parijs verhuisde hij net als zijn stadgenoot en collega Adriaan Ditvoorst (1940-1987) naar Amsterdam. De laatste 25 jaar werkte hij in verschillende landen in de filmindustrie, voornamelijk als lichttechnicus, tussendoor ook als manusje-van-alles, zodat hij het vak tevens in de breedte leerde kennen.
Eind 2007 presenteerde hij via de eigen productiemaatschappij Raving Butterflies z’n regiedebuut, de kortfilm ‘Mixed Bag or What’s in a dream’. Die is met haar bescheiden duur van 12 minuten gelijk een schot in de roos. De film was op tal van festivals te zien en won een tweede prijs op het Bridge Fest in Vancouver en de eerste in de rubriek Experimental op het Twin Rivers Media Festival in Amerika!
De hoofdrol wordt gestalte gegeven door Hans Dagelet. Een minder prominente rol (maar wel voor drie verschillende personages tegelijk) wordt gespeeld door Sofie Knijff.
Feitelijk gaat het om een film in een film en, afhankelijk van je interpretatie, in nog weer een andere, een procédé waarvoor z’n (ooit) belangrijke inspirator Jorge Luis Borges hem wellicht een duwtje in de rug gaf.
Het verhaal. We zien de hoofdpersoon in de Amsterdamse binnenstad wandelen en zich bij klanken uit de cellosuites van J.S. Bach over een brug buigen. Daarbij knakt het meegedragen boeket. Hij gooit de witte bloemen in het water. Vrijwel meteen daarop schemert het en wordt de man, alsof hij op een lopende band staat (treffend in beeld gebracht door Mick Durlacher), naar een andere locatie geschoven.
Het blijft onduidelijk of de daaropvolgende scènes flashbacks, momenten in het heden of vooruitwijzingen zijn. Voor het verhaal maakt dat niet veel uit. Belangrijker is het motief van de tas (zie titel), dat in een drietal stappen dat van de bloemen overneemt.
De man loopt door een gang met zuilen en belandt bij een kampement met lege huisjes die eruit zien alsof ze van karton of plastic zijn gemaakt. De man gaat een van de huisjes in en komt uit een ander weer naar buiten. Terugkijkend blijft deze scène een Fremdkörper in de film, zeker omdat de man verder loopt en, zelfverzekerd glimlachend, bij een huis uit de dagelijkse realiteit aanbelt. Hij deinst echter, terwijl zacht geklingel en enkele krekelachtige geluiden klinken, achteruit en neemt een bokshouding aan. Wanneer de deur openzwaait, betreedt hij het huis. Er gaat een onvermoed groot complex van gangen en kamers achter de gevel schuil. Voorzien van een grote lamp gaat hij de kamers door. Van symbolische betekenis is eveneens dat hij tweemaal een trap afdaalt. Of Wobma daar nu het onderbewuste mee voor ogen heeft of niet, feit is dat de kijker dieper in de film gezogen wordt. Het personage, dat tot nu toe nog geen woord gesproken heeft, en dat ook niet zal doen, stapt door een kralengordijn een rommelig aandoend vertrek binnen waar drie vrouwen bij kaarslicht zitten. Toch gaat groot licht aan. De man loopt tegen een leren tas. Hij neemt die op maar staat toe dat de oudste vrouw hem met enkele boze kreten uit z’n handen trekt. Ze klapt een stoel uit tot een trapje en zet de tas voor hem onbereikbaar hoog weg. Hij neemt een koffertje op, dat door een jongere vrouw afgepakt wordt. Er ligt nog een zak op de vloer maar de man durft die niet meer op te nemen. De derde vrouw komt op hem af en staat, een bevallige zo niet verleidelijke pose aannemend, toe dat hij de zak toch opraapt. Uitgesproken bang kijkt hij naar haar maar blijkbaar is er iets achter hem want hij kijkt geschrokken om, staart in het blikveld van het publiek en schuift achterstevoren terug naar de realiteit van de donkere straat. Daar opent hij de zak. In plaats van bloemen, die ik er zelf in vermoedde, haalt hij een tandenborstel en rolletje wc-papier tevoorschijn. Teleurgesteld gooit hij die op de grond, pal naast een riooldeksel, en wandelt de nacht in…
Bij dergelijke gebeurtenissen en zoveel verwijzingen valt er een hoop te duiden. Hoewel de film dus een uitgesproken surreëel karakter draagt, ben ik daar zelf niet in de eerste plaats op uit. Dat laat ik graag aan de kijkers over, die ieder toch met andere betekenissen zullen komen.
Nee, voor mij is van meer belang dat Wobma erin geslaagd is om binnen een kort tijdsbestek meerdere tastbare werkelijkheden op te roepen en elk van de te onderscheiden ruimtes door middel van variërende vervreemdingseffecten zodanig te bezielen dat je de film gemakkelijk opnieuw kunt bekijken zonder dat hij begint te vervelen. De beelden blijven spannend, en dat niet alleen, ze bezitten ook een moeilijk te benoemen autonome schoonheid, pure poëzie. In dit opzicht verraadt Wobma z’n literaire achtergrond niet.
‘Casting director’ Monique Durlacher maakte een prima keuze; Hans Dagelet zorgt ervoor met z’n lichaamshouding maar veel meer nog zijn manier van kijken de meest uiteenlopende gewaarwordingen over te brengen. Soms doet hij dat concreet, scherp omlijnd, bijvoorbeeld op de momenten van angst en verlangen, maar daartussen zitten allerlei vage en in elkaar overlopende schakeringen die de film emotioneel meer kleur geven dan je op basis van de overwegend donkere beelden verwacht. Bachs dwingende vervlechtingen garanderen bovendien een auditieve versterking.
Hoe ingetogen uitgevoerd ook, ‘Mixed bag’ is drama van hoog niveau. De film zal z’n doel nog lang blijven treffen!
Eric Wobma – Mixed Bag or What’s in a dream…; Productiemaatschappij: Raving Butterflies; 2007; ISBN 978-90-74867-06-1.
Recensie: Albert Hagenaars, 2011.
www.alberthagenaars.nl