dinsdag 30 april 2024

MILI VAN VEEGH - Vergeet me, Congo



















VERBINDENDE PIJN – LEVEN EN DOOD IN CONGO

Albert Hagenaars over de roman ‘Vergeet me, Congo’


Een betere kennismaking met ‘Vergeet me, Congo’ van Mili van Veegh dan de omslag kan men zich moeilijk wensen. De kaft van de roman is bijna geheel zwart op het wit van twee ogen en het rood van de titel na. Met de blik kun je verschillende kanten op. Mij deed hij in elk geval aan de loerende ogen van een roofbeest denken, een effect dat waarschijnlijk versterkt werd door de naam van de auteur in gebogen witte letters op de plaats waar je tanden verwacht. Zwart, wit en rood vormen doorgaans een krachtig drietal. En kracht is een passend woord voor dit boek want het sluit nauw aan op de expressieve stijl van de inhoud.




















Het inleidende credo, hier disclaimer genoemd, mag er ook zijn getuige onderstaande uitspraak van hoofdpersoon Charles Oostende: “Woorden zijn per definitie onschuldig. Ik word gek van hen die zich constant gekwetst voelen. Ze maken er een beroep van, de gesubsidieerde beroepsgekwetsten. Ik wil negerzoenen in blanke vla.”
En de schrijfster, die in 2017 met de roman ‘Jitzak’ debuteerde en afwisselend in Frankrijk en Den Haag woont, besluit nóg directer met: “Lees dit boek, huil, lach en bid en zwart en wit zal vervagen. Het is niet de betekenis van de geschreven woorden die beroert maar de volgorde. Niet hun volume maar hun klank. Woorden zijn zielen, op zoek naar een lichaam.”
Daarmee is de toon dubbel en dwars gezet en wordt de fletse titel, afgezet tegen de sterke verbeelding van omslag en inhoud tenminste, gecompenseerd.

De achterkant van het boek meldt dat Van Veegh vanwege haar werk het land goed leerde kennen. Ze was onder meer verkiezingswaarneemster. Duidelijk is dat ze veel méér waarnam dan de mate waarin verkiezingen eerlijk verlopen; ze neemt de lezer aan de hand van talrijke tableaus mee op reis langs de ervaringen van zulke uiteenlopende personages als een moordenaar, een prostituée, een bareigenaar, een dandy, een hulpverlener en een zwangere non. Als extra binding zorgt ze er uiteraard voor dat de individuele verhaallijnen onontwarbaar verstrengeld raken. Brandpunt van de gebeurtenissen is hoofdstad Kinshasa.

De roman begint ijzersterk met regels als:
Om zijn nek heeft hij een autoband. De onmiskenbare lucht van benzine die eruit opstijgt, verstikt hem” en “De hitte is niet meer te bevatten, hij hoort zijn haar knisperend verbranden. Walmen verschroeid varkensvlees vermengen zich met de stank van smeulend rubber. Een groep uitzinnige negers danst om hem heen. Ze hebben stokken waarmee ze zijn geslacht laten dansen en zijn achterwerk bewerken.”


BALANS
Van Veegh drijft de stilistische vlaggenstok diep het boek in want ze weet haar beeldende zegging tot het eind vol te houden. Af en toe overtreft verliest ze daarbij aan helderheid of scherpte, zoals in:

Uitgewoond, zwartgeblakerd, laat een generaal bij voorkeur ’s nachts zijn soldaten op de gebouwen schieten tot zij steeds leger worden.”
Iedere lezer zal er natuurlijk de juiste interpretatie bij hebben maar feitelijk staat hier dat de generaal zelf uitgewoond en zwartgeblakerd is. Evenmin logisch is de tegenstelling ‘uitgewoond’ en ‘leger worden’

En wat te denken van de ongerijmdheid tussen meter en kilometer in de zin “De Chinees rijdt voor geen meter, de taxi is zwaarbeladen en na krap een kilometer krijgt hij een lekke band.” ‘Krap’ is daarbij ook nog irrelevant.

Daar staat tegenover dat haar eigenwijze prosodie voor vaart zorgt en tegelijk de meestal gammele mentale staat van de personages ondersteunt!

Van Veegh zorgt voor een goede balans tussen handeling en beschrijving, tussen symboliek en de vaak bittere realiteit, en tussen de waarden van Europa en die van de DRC (Democratische Republiek Congo), het hartland van Afrika, zoals Joseph Conrad in zijn ‘Heart of Darkness’ (1899) aangaf. Zou die titel terugvoeren op de naam van het boek van Henry Morton Stanley ‘Through the Dark Continent’ uit 1878? De voorgangers worden niet genoemd, wel is er tussen neus en lippen door een verwijzing naar ‘Terug naar Congo’ van Lieve Joris. Sommige lezers zullen ook denken aan Jef Geeraerts, die jarenlang in Congo doorbracht en er heftige boeken over schreef.

Een flintertje geschiedenis: de periode van Europese inmenging en bezetting verliep in twee hoofdfasen: Leopold II verwierf er rechten in 1885 en noemde zijn bezit État Indépendant du Congo. In 1908 werd het gebied, mede naar aanleiding van excessen, een officiële Belgische kolonie. Pas in 1960 kon het land zich onafhankelijk noemen. De erfenis van die 75 jaar schemert door het boek in allerlei Franse woorden en begrippen: zoals ‘sapeur’, ‘bordel’, ‘sacré’, ‘pagne’, ‘dernier cri’ (hier in de betekenis van mode), ‘femmes libres’, populaire liedjes met Franse tekst en zelfs een woord als ‘minerval’ (dat alleen in België wordt gebruikt).
Er staat gelukkig een verklarende woordenlijst achterin, voor zowel Franse als Congolese woorden, maar die is niet compleet.
















TEGENSTELLINGEN
Het boek krioelt van de contrasten, onvermijdelijke als: blank–zwart; man–vrouw; rijk–arm, en meer specifieke: teksten van kinderliedjes-beschrijvingen van misdaden; ongelijkheid-de drang naar rechtvaardigheid; zelfdestructie-behoefte aan morele verlossing; zuivere liefde–misbruik…
Deze tegenstellingen schragen de vele thema’s, waaronder onrecht, hypocrisie en erotiek. Van Veegh zet dit laatste aspect in als symbool voor vruchtbaarheid, levensdrift, en laat aantrekkingskracht daarom ook overgaan in lust, blinde lust:

Hij houdt de ontlading tegen, voelt zich duizelig, op het randje van zijn kunnen. Tot hij opstaat, ze naar haar bed lopen waar zij gordijnen dichttrekt, zich uitkleedt en hij niet meer weet waar haar vast te houden. Haar lokstoffen vertalen zich in sijpelend zweet dat ruizig ruikt, Charles glijdt over haar machtige dijen, houdt zich vast aan haar schaamhaar, ze spuit als een dolfijn. Hij hoort niet dat hij gromt, zij neemt hem op, hij verdwijnt in haar en gaat ten onder.”

De schrijfster toont een domein dat we ons in Europa niet gemakkelijk kunnen voorstellen, zeker ook niet dúrven voor te stellen Het is een wereld waarin het recht van de sterkste geldt, corruptie alom tiert, zwarten niet alleen blanken discrimineren maar ook homo’s, armen en zelfs de eigen albino’s. En daar komen dan weer allerlei gruwelijkheden uit voort, waar Van Veegh onomwonden staaltjes van geeft:

Afgrijzen en angst woeden in Céleste, de man weet van geen ophouden, dat hij kindsoldaat is geweest, dat hij zijn moeder mist en dan heft hij zijn zaag die hij laat neerkomen op haar rechter bovenbeen en hij schreeuwt: Ik zal je poten afzagen, zodat je voor altijd bij me zult blijven,” en haar wereld vergaat in een spetterende roze wolk.”

Alba komt zoals Céleste uit het oosten, daar waar albino’s worden vermoord. Afgehakte vingers, armen, benen of zelfs geslachtsdelen brengen op de zwarte markt in het buurland Tanzania goud geld op. Medicijnmannen vermengen de vermalen organen, beenderen en hoofdhaar in crèmes, dranken en poeders.”

Drie mannen met fakkels kwamen binnen, grepen haar vast, een van hen trok een mes waarmee hij haar keel doorsneed. Ze schokte na toen ze door alle drie werd verkracht. Haar bloed werd in een pot opgevangen waarvan de mannen dronken, haar benen werden ter hoogte van haar knieën afgesneden zoals haar tong. De buit werd in een zak gedaan. // Later hoorde hij dat hiv-besmette mannen geloven dat het verkrachten van een albinomeisje genezing brengt.”

Zeker, deze beschrijvingen komen overdreven over en berusten weliswaar deels op Van Veeghs behoefte aan literaire indringendheid maar deels ook op werkelijkheid. Bronnen die als onderzoeksrapporten heel wat objectiever zijn dan haar fictie melden dat de delfstofrijke oostelijke regio al tientallen jaren geteisterd wordt door gevechten tussen minstens honderd rebellengroepen (!) en soms ook nog door binnenvallende troepen uit buurlanden. Sinds 1996 leidde de onrust in het oosten van de DRC tot ongeveer 6 miljoen doden. Het land telt anno 2024 het grootste aantal ontheemden op het continent, eveneens miljoenen, en het OCHA (het VN-Bureau voor de Coördinatie van Humanitaire Aangelegenheden, schat dat er 25 miljoen mensen in acute nood verkeren.
En wat te denken van de bijnaam van Butembo e.o. (een stad met ruim 650.000 inwoners): ‘het verkrachtingscentrum van de wereld’?















Butembo


HUMOR
De roman zou een loodzwaar boek gebleven zijn als er ook niet veel humor door was vervlochten, variërend van ironie tot zelfspot en van slapstick tot het zwartst mogelijke absurdisme.
Om te glimlachen hoef je alleen maar naar de namen te kijken waarmee de personages door het leven gaan: de Schlemiel, Handicap, de Caramelle vrouw, Diklip, Mister Exces, Pappa Zèbre, Artikel 15-vrouwen (voor sekswerkers) en, wat mij betreft de meest geslaagde: de Bezielde, voor een medewerker van een ngo, die en passant opgevoerd wordt als een vertegenwoordiger van het goedbedoelende maar naïeve Westen.
Behalve namen zijn ook treffende beschrijvingen van toepassing die in elk geval voor de betrokkenen grappig en/of treffend zijn: broodpoot; bezemneger en afleverneger; gletsjerogen en zakzweep.
Hieronder nog twee alinea’s, elk met een ander uitgangspunt: de eerste een herinnering van het essentiële personage Soeur Bien-Aimée, die Charles regelmatig tot handelen aanzet, en de tweede een prikkelend exempel met venijnige spot van de alwetende chroniqueur.

"Met het weinige geld dat resteerde, had zij mama naast papa te ruste gelegd en was naar Kinshasa afgereisd. Op hun gezamenlijke grafzerk liet ze muggen en vliegen rond hun namen beitelen. En een tekst uit Genesis 3: Gij lieden zult den dood niet sterven.” De beitelaar was slechtziend geweest en had ervan gemaakt: “Gij lieden zult den idioot niet sterven.” Ze had erom geglimlacht, het was vast Gods wil geweest."

Met een vlucht uit Brussel komt later op de dag een delegatie diplomatieke vertegenwoordigers aan, blanke personen zowel als bruine, de groep is geacht diversiteit uit te stralen. Zo ook is ernstig nagedacht over de man-vrouw-trans-verhouding en een representatieve vertegenwoordiging in religie, maar de voorbereidingstijd was te kort om ook op dit gebied in balans te zijn.”

WETENSWAARDIGHEDEN
Ten tweede weten allerlei culturele faits divers de aandacht af te leiden van de ellende en tegelijk de couleur locale gestalte te geven.

De vrouwen zingen onder het werk, hun kinderen vallen er gelukzalig bij in slaap. Zij zingen over de zittende en niet-zittende presidentskandidaat en over hun monsieur in stoute bewoordingen. Ze giechelen en als ze het niet meer kunnen houden, staat een mamma klaar bij wie ze achter haar omhooggehouden pagne kunnen sassen. Een mamma, die naar geurende kruipende planten zoekt, komt terug met wilde marjolein, hondsdraf en kokosbloesem. Met spitse vingertoppen rijgt ze de wondkruiden tussen de lianen door.”

Interessant ook is een fragment over tijdsbeleving:
Charles wordt opstandig. Over alles. Wachtende negers in rijen met wezenloze hoofden, de uitbundige kerstversiering die in Café Anderhalf Leven hangt terwijl het juli is, de godvergeten kalender uit 1999 in Madam Bordels kot terwijl het 2005 is, de onbeholpenheid in dit land met tijd om te gaan, hetzelfde woord te gebruiken voor gisteren en morgen.

De kleinere verwijzingen fungeren als peperkorrels, waar de spreuk van mag getuigen die Van Veegh bij monde van een genezeres als typisch Congolees opvoert:
Zij die parels hebben, hebben geen nek en zij die een nek hebben, hebben geen parels.”
Ze vermeldt dat de naam van de muziekstijl soukous afgeleid is van het Franse secouer (schudden) en dat dit register is overgegaan in de snellere variant nmonbolo, waarvan ze enkele regels citeert:

♫♫ Si si si, fais moi ça
Si si si, dis moi oui
Si si si, fais moi la
Si si si, je l’aime comme ça ♫♫


Dergelijke ontleningen zorgen dus letterlijk voor een lichte noot, een vrolijke ook.

Voorts specificeert ze graag: zo heeft ze het niet over zomaar een borstel maar een exemplaar van everzwijnhaar; niet over een slang maar een zwarte mamba; en niet over een vlieg maar een tseetseevlieg.

STADSBESCHRIJVINGEN
Ten derde maakt ze gebruik van scherpe observaties van het stadsleven. Nou ja, dit is een understatement want we hebben het wel over Kinshasa, met ruim 16 miljoen inwoners de derde stad van het continent, een enorm en dus onbestuurbaar organisme waar de kleuren onontkoombaar door de grauwheid van de dagelijkse overlevingsmodus heen schetteren:
Het klooster staat ook in de wijk Gombé en voor het eerst sinds hij in Kinshasa is, ziet hij een Chinees achter het stuur. Hij kent ze van hun winkels in de betere buurten waar ze printers, pennen en papier verkopen en onder de toonbank hout en goud. De stille expansie met een gele glimlach. Aan de spiegel heeft de man trossen paarse plastic druiven opgehangen, het dashboard is versierd met rode kunstrozen.”
Een veelvoud aan kleur komt tevens terug in de beschreven kleding.















Kinshasa. Bron: Xinhuanet


MAATSCHAPPIJKRITIEK
Tenslotte propt Van Veegh al dan niet via haar karakters heel wat maatschappijkritiek in het boek:

"Charles kleeft aan zijn plastic stoel en haat de ondingen. Is er nu geen bosinwoner die houten stoelen maken wil? Het land puilt uit van bruikbaar hout, waarom ziet Europa Afrika toch als een afvoerput? Welk krankzinnig plastic-consortium heeft hier miljarden aan verdiend en het land ermee volgeplempt?"

De ‘patron’ van Café Anderhalf Leven, de stamkroeg van antiheld Charles, maakt evenmin van zijn hart een moordkuil:

Persoonlijk denk ik dat Europa de komende decennia ten onder zal gaan aan massale immigratie, goedkope arbeidskrachten zonder scholing die de cohesie binnen gemeenschappen zullen vernietigen. Alsof je een vos een kippenren injaagt. Vervolgens zullen overheden het leger inzetten om de burgers te beschermen. Zo ontstaat de nieuwe gereglementeerde slavernij ter verrijking van de nieuwe wereldorde.”

Elders lees je:

Het analfabetisme geselt het land en houdt mannen, vrouwen en kinderen in een verstikkende greep. Daarnaast is hun levensverwachting die van buikige blanke zestigers die naar onderbelichte bars gaan.”

ONDERLIGGENDE VERHALEN
Weer een heel andere tegenkracht van de misère maar in het verlengde liggend van vier bovengenoemde aspecten is het procedé van het verhaal ín het verhaal. Ik noemde de teksten van kinderliedjes al maar de persoonlijke geschiedenissen van diverse opgevoerde spelers behoren daar ook toe.
Soms bestrijken die onderliggende relazen meerdere pagina’s, bijvoorbeeld wanneer Charles zwerfkinderen voorleest uit de fabel ‘Nkashhaama, le léopard et Kabundi, la mangouste’ (1989) van Renée Van Coppenolle. Mangoustes vormen een categorie van kleine roofdieren, dit terzijde.
Zulke originele intermezzo’s vormen samen met de introductie van de meest uiteenlopende bijfiguren een welkome aanvulling op de hoofdlijnen van de roman, ze zorgen voor extra tinteling.

CONCLUSIE
Van Veegh gebruikt zoveel ideeën en uitgangspunten dat het boek doet denken aan een hilarische zedenschets, een reisverslag, een documentaire, een resem oorvijgen voor de Woke-beweging, een thriller, een deus ex machina maar bovenal een liefdesverklaring gericht aan Congo en z’n inwoners, die zinderen van levensdrang, tot aan doodsverachting toe!

Met zo’n omvangrijke aanpak en uitwerking kan het niet anders dan dat ook sterke en zwakke aspecten al net zo verbonden zijn met elkaar als de belevenissen van de o zo bonte karakters.

Positief zijn zonder meer de sterk beeldende stijl, zo goed passend bij de locaties; de trefzekere en toch nog suggestieve sfeertekening; de dynamische syntaxis, het kritische perspectief, dat tegelijkertijd de lezer bij z’n kladden pakt (vrijblijvendheid is niet een van Van Veeghs handelsmerken), de niet aflatende contrastwerking inclusief de interactie tussen twee zo verschillende culturen als de onze en die van Centraal-Afrika.

Daartegenover staat lexicale overdrijving, het bij elkaar plaatsen van woorden die botsen, elkaar soms overlappen of uitsluiten, zonder dat dit tot literaire meerwaarde leidt:

Chaotisch breekt Charles open terwijl hij ontnuchtert.”

De slagregens hebben de Kinois afgekoeld. Maar voordat het weer losbarstte, werd er waanzinnig liefgehebt. Dankzij de door de zon aangewakkerde zweetklieren die lustig feromonen aanmaakten om ze in het wilde weg los te laten. Zelfs liefdeloze lichamen ontkwamen niet aan de lokstoffen. Kinshasa was euforisch aan de coke.”

Een ander zwak punt vond ik aanvankelijk de onvoldoende uit de inkt komende innerlijke ontwikkeling van de belangrijkste personen. Herlezing maakte echter duidelijk dat de auteur daar ook niet op uit was. Ze laat bij het weergeven van tal van ongerijmdheden juist veel te raden over. Het tempo van het schakelen tussen de verhalen zou onnodig vertraagd worden door ‘gepsychologiseer'.
Er speelt bovendien een filosofisch element mee: het belang van het nu, populair gezegd, het niet verder kijken dan de dag van vandaag, in dit boek ook wel het niet verder kúnnen kijken. Van Veegh speelt dit gegeven geraffineerd uit tegen de lineaire tijdsbeleving van het Westen.

Het einde pakt verrassend anders uit dan het begin suggereert, vormt een ware catharsis die aan religie en moraal raakt en het boek alsnog in een ander licht zet. Het bevestigt de geestelijke kracht boven de fysieke vermogens die tot dan toe domineerden.

Mili van Veegh heeft een opmerkelijk verhaal geschreven over een land waar in het westen veel te weinig over bekend is, en dat gevuld met personages die hun afkomst overstijgen, overgaan in dragers van niet alleen alle mogelijke zwakheden en zondes van de mens maar ook van zelfopoffering, van optimale goedheid, van verlossing.

Verrassing op verrassing; de zeven apart staande slotregels roepen nog een laatste raadsel op. Of je wilt of niet, je blijft daarover nadenken. Het boek eindigt dus niet na het dichtslaan ervan!



MILI VAN VEEGH; ‘Vergeet me, Congo; 247 pagina’s; Uitgeverij Boekenindustrie; Vlissingen/Velp; 2023 (hernieuwde uitgave); ISBN: 9-789492-046710; NUR 301; Prijs € 19,95.





Zie ook:

www.alberthagenaars.nl

Frozen Poets - Beelden, graven en andere sporen van dichters

Nederlandstalige gedichten in Indonesische vertaling