GLIMLACHEND PUZZELENOver ’50 01 11 329' van F.J. MinkIn de jaren zeventig kon er, voor wie een ruimhartig gevoel voor humor had, heel wat afgelachen worden in de poëzie. Het was een goede periode voor o.a. Cees Buddingh’ (Jan Campertprijs 1976), Gerrit Komrij (prijzen in 1970, 1975, 1979), Levi Weemoedt, Drs. P en liedjesschrijver/dichter Hans Dorrestijn die, elk op z’n eigen manier, volle zalen lieten schateren!
In 1972 debuteerde Frans Mink (º1950), student aan de kunstacademie én dichter. Zijn eerste titel toonde al aan dat er ook bij hem vooral niet te zwaar aan de dichtkunst moest worden getild: ‘Uitverkoop nu 1.99’. Bij elk exemplaar van de met de hand in elkaar gezette boekjes prijkte op de omslag een afprijskaartje, waar hij als etaleur bij V & D de hand op had kunnen leggen. De meeste teksten kenmerkten zich qua toon door de droge en directe humor van zijn geboortestad Rotterdam en een relativerende toets die hij wellicht aan zijn Brabantse jaren dankte. Ook Frans Mink kende veel bijval op tal van literaire manifestaties, zeker als ongeacht welke dichter net regels over diepe bespiegelingen of persoonlijk leed voorgelezen had. Zodra Mink het podium betrad, waren de lachsalvo’s niet van de lucht, werd het lichter in de zaal.
Ook volgende titels droegen een lichte toets: het in morse weergegeven ‘.. -.- …. --- ..- …- .- -. ..- -‘ (1973), ‘(mijn)^(bril) afzetten’ (1975) en ‘Het vierendelen van Balthazar Gerards /in 4 delen/’ (1976). Dit decennium was, als je tenminste naar het aantal verschenen bundels kijkt, ook voor Frans Mink de vruchtbaarste periode. Maar liefst zes bundels verschenen, alle onder de pseudoniemen De Enigste (sic) en De Enige. Ook publiceerde hij met de regelmaat van de klok in allerlei bloemlezingen en tijdschriften. Tussendoor was hij bovendien mede-oprichter van Poëzie-uitgeverij WEL en Stichting Drukwerk in de Marge.
Vanaf 1982 verschenen zijn bundels onder zijn echte naam: Frans Mink en, nog later, F.J. Mink. De frequentie liet echter grote gaten zien: 1982, 1989, 1998, 2002, 2010. De laatste titels verschenen bij zijn eigen Doorgeverij Zinderend.
Wie hieruit echter de consequentie wil trekken dat Mink het lachen vergaan zou zijn, komt bedrogen uit. Niets is minder waar. Daarvan getuigt ook ’50 01 11 329’, een bundel die deels uit eerder gepubliceerd maar niet gebundeld werk bestaat en deels, in twee afdelingen, uit nieuw materiaal. Consequent staat de inhoudsopgave van de eerste groep vóór in het boek en die van de twee afdelingen verse verzen middenin en achterin!
Wie zich afvraagt wat de titel betekent: die slaat op zijn soldatennummer. Ook achterin staat een foto van de jonge milicien, vermoeid leunend tegen een wiel van een stuk artillerie, wat dan wel de foto van een antiek kanon op de omslag verklaart maar nog altijd een opmerkelijke keuze genoemd kan worden van iemand die er nooit een geheim van maakte antimilitarist te zijn. Relativeren is echter, nogmaals, een van de kenmerken van Minks schrifturen, waartoe we inmiddels ook proza moeten rekenen.
De pret begint al vóór het eerste gedicht, met een rebus op de eerste titelpagina die ik om technische redenen niet kan overnemen (twee lachende maskers + 1 pen = een stapel boeken) en daaronder de waarschuwing:
‘Sommige gedichten in deze bundel kunnen als bijzonder schokkend worden ervaren’.
Boven de eerste inhoudsopgave staat de volgende uitleg:
'De schutbladen zijn per ongeluk op z’n kop door de printer gegaan, maar –het zijn niet voor niets schuttingbladen- omdat er toch geen gedichten opstaan, kan dit gelukkig geen kwaad.' Hij zal vast niet bedoeld hebben, dat zijn gedichten zich verheffen, dus opstaan i.p.v. op staan is fout. Het veelvuldig voorkomen van allerlei taalfouten is helaas ook een karakteristiek van Minks werk. Omdat hij echter zoveel speelt met de standaardspelling en zeker ook met de stijl, vallen die niet altijd op.
Boven de opgesomde gedichten van het eerste deel staat: ‘Bureau voor gevonden voorwerpen’. Eronder staat de toevoeging:
‘Alle gedichten zijn, uiteraard, hartstochtelijk gerenoveerd.’ Tussendoor worden enkele tientallen teksten met zulke originele titels vermeld dat ik iedereen tekort zou doen als ik me bij het citeren beperkte: ‘Brand in zicht’, ‘Wat een mop’, ‘Liefde op ’t laatste geDicht’, ‘Richting volgend leven’, ‘In zeven regels tegelijk schrijven’, ‘Ga direct door naar de gevangenis’, ‘Wie dreigt die schrijft’, ‘Zo glad als water’, ‘De juiste regels in het verkeerde gedicht’ en ‘Vooruit in z’n achteruit’.
Alsof de toon dan nog niet duidelijk genoeg gezet is, zegt het colofon:
‘Zelf meegebrachte leeswaren mogen hier wél genuttigd worden’ en het motto van de eerste helft:
‘Wie tegen de wereld vecht, vecht / tegen zichzelf. / Wie tegen zichzelf vecht, over- / wint de wereld’.Ja, en wie denkt dat hij nu onderhand alleen nog gedichten zal tegenkomen, wordt wederom verrast want veel van die teksten worden alsnog besprongen door de meest uiteenlopende toevoegingen: variërend van citaten tot objets trouvés, sommige bestaan daar zelfs grotendeels uit.
Mink schrijft over de meest uiteenlopende onderwerpen, in deze bundel o.a. over een stadsbrand, de irisscan van de Schiphol Group, Slauerhoff, de moord op Pim Fortuijn, sinterklaas en kerstmis, de belastingdienst, de ‘Tour de Lance’ en het feit dat Van den Vondel als compensatie voor het uitblijven van een winnend lot op een staatslot staat afgedrukt.
Zijn humor kan filosofisch geladen zijn, een kinderlijk perspectief hebben, geïnspireerd zijn door tragiek, uitgaan als een nachtkaars of juist lang te denken geven,alleen maar tot uiting komen door te spelen met verschillende lettertypes en –groottes of dubbele of licht afwijkende betekenissen, in vrijwel alle gevallen staat verwondering aan de basis ervan. In dit opzicht is het fenomeen F.J. Mink uniek in de Nederlandstalige poëzie. Ik ken althans geen dichter die op eenzelfde wijze opereert.
Wie schrijft bijvoorbeeld?:
Als ik een slotregel in gedachte heb
probeer ik er een gedicht van te maken
en als ik een openingsregel heb
wordt het misschien een verhaal,
soms heb ik alleen een regel.En laat dat dan afwisselen door een fragment als:
De kogel kwam niet van rechts
20:00 Journaal of “Murder she wrote…” De kijker
bepaalt nu zelf naar welke werkelijkheid hij/zij zapt.
Eerst word je als nieuw politicus door de media gelan-
ceerd, met open lens ontvangen, en daarna schieten
ze je evenzo vrolijk weer naar benee.
De kogel kwam uit de cameraDeze voorbeelden kwamen uit de eerste afdeling, het ‘Bureau van gevonden voorwerpen’. De overige twee heten ‘Schrijfbedrijf’ en ‘Panoramaterras’. Ze bieden van hetzelfde laken een pak. Jammer is dat de inhoudsopgave van de laatste ontspoort, en dat is niet vreemd voor een boek dat pagina voor pagina zo bewonderenswaardig ingenieus, vaak met toevoegingen maar regelmatig ook twee of drie gedichten op één blad, is gecomponeerd en dan nog tal van onderlinge verwijzingen kent. Na de pagina’s 81 en 82 volgt opnieuw 81. Je kunt de inhoudsopgaven echter zelf ook zien als een gedicht. Ze wijken uiterlijk althans niet af van de andere.
Op bladzijde 79 staat het gedicht 'Vrede':
Laat alleen voetbal oorlog zijn.
Een gele kaart
is een waarschuwing.
Een rode is
een schorsing.
(Met een transparante – APET-
is er niets aan de hand.)
Maar een witte kaart
is vrede waardIn de inhoudsopgave staat achter 79 i.t.t. achter de andere nummers … niets! Eén regel lager staat dan de betreffende titel en daar dan weer onder, met dezelfde eerste letter in vet afgedrukt als alle andere gedichten:
'Wanneer een friet met van alles erop; uitjes, mayo, curry- en satésaus, een “Frietje Oorlog” wordt genoemd, dan is een friet zonder al die extra’s toch een “Frietje Vrede”? En zo, even terzijde, zijn er, uitgestrooid over het hele boek, nog meer links naar het militaire bedrijf en de politiek.
De inhoudsopgave van ‘Schrijfbedrijf’ op blz. 53 verwijst naar zichzelf. Daar staat achter dat nummer de titel van een tekst: ‘Verwijderde items (19)’, gevolgd door de boodschap:
‘Eerst even mijn mailbox checken, daarna / kunnen we vertrekken.’ En in een veel kleiner lettertype:
‘Weet u zeker dat u de inhoud van de map Verwijderde items permanent wilt verwijderen? Ja – Nee.'.
Je kunt met deze bundel dus vele uren puzzelen. ’50 01 11 329’ is in elk geval geen boek dat je snel uit hebt. Lezers kunnen er om verschillende andere redenen plezier aan beleven maar je moet wel een droogstoppel zijn wanneer je bij het lezen en het indirect gevraagde terug- of doorbladeren niet op z’n minst ook vaak glimlacht.
F.J. Mink – ‘50 01 11 329’; Doorgeverij Zinderend; 88 pagina’s; ISBN: 978-90-76543-17-8; Prijs: 10,00.www.frans.mink@doorgeverijzinderend.nlRecensie: Albert Hagenaars
www.alberthagenaars.nlUitgeverij: Doorgeverij Zinderend, 2010